Rigoletto bij DNO. A suitable case for treatment. De regie moge dan ernstig vermodderd zijn, met Erasmus zeggen wij “Etiam inter vepres rosae nascuntur.” (“Ook onder doornstruiken groeien rozen.”). En die roos was Aigul Khismatullina, de coloratuursopraan die Gilda zingt, met een o zo fraai, evenwichtig, opjubelend stemgeluid en een verbazingwekkende techniek.
Gelukkig begrijpen de meeste kermisgangers nog net dat een bezoek aan een operavoorstelling iets anders is dan aan de Toppers of de Efteling. De Italiaanse krant La Stampa kon in een, overigens lovende, recensie van Tosca het niet nalaten om met afschuw te sneren naar ‘Duitsers in korte broeken en op sandalen met witte sokken aan’. Dat de sandalen-schuifelaars niet hetzelfde decorum hanteren als de Italianen, die wél zeer goed gekleed gaan, is nog tot daar aan toe. Zeer vervelend wordt het als de kortebroekers hele gesprekken voeren tijdens de uitvoering. Uw scribent voelde plaatsvervangende schaamte toen er stelselmatig op de verkeerde momenten werd geklapt. Voor straf zouden ze van de zij de Romeinse Engelenburcht – waar het verhaal van Tosca is gesitueerd – gesodemieterd moeten worden, schoot even door het hoofd van uw penvoerder.
Der Bettelstudent. Met de geweldige 2024 uitvoering van dit absolute wereldsucces in de operettegeschiedenis bevestigt het Lehár Festival wederom zijn voortreffelijke reputatie.
Kortom, het werd een concert zonder grote momenten van pathos, een programma zonder verrassingen, al met al vlak en voor de hand liggend. Jammer, een gemiste kans. Puccini verdient beter.
Turandot. Hoewel wij geen weet hebben van een grootindustrieel uit de jaren twintig die een tekst als “E benedetto sia il dolor, per questa gioia che ci dona, un Dio pietoso” (“Moge mijn verdriet zelf gezegend zijn voor deze vreugde die ons gegeven is door een medelijdende God”), overheersten tijdens deze avond de uitmuntende kwaliteiten van solisten, koor, orkest en dirigent.
DNO “Giftige ideologie inzake kunst”. “Haar eerste grote solo beslissing was om een al geboekte nieuwe opvoering van Verdi’s Otello te cancelen vanwege ‘het voortschrijdend inzicht dat een volledig wit team, óók de vertolker van Otello, problematisch is. Dit voelde niet meer goed met de huidige veranderingen in onze maatschappij… Otello in een hedendaagse vorm kan alleen maar in een team van kleur.’ (…) Een witte tenor kan dus volgens haar niet de rol spelen van een generaal uit Noord-Afrika die jaloers wordt op zijn vrouw.”
Fidelio debacle: “lastig om te volgen”. “Van het uitbeelden van het Fidelio-verhaal was dan ook in geen enkel opzicht sprake: wij belandden in een gifkleurig armageddon, een kwaadaardig visueel kankergezwel, een zwaveldampend rutspitsig hoetelwerk dat erop uit was Beethoven postuum te kruisigen.”
Fidelio ofwel Life with an Idiot. In de pauze was het dringen geblazen bij de garderobe. Er was -hoe naïef kun je zijn- slechts één vestiairejuffrouw in stelling gebracht, dus dat werd vechten om de jassen c.q. een goed heenkomen. Na de voorstelling was er een gul boegeroep voor de Oekraïense potsenmaker. Zo doet DNO dat, meehuilen over de btw-verhoging naar 21 %, maar wel een fortuin uitgeven aan een weerzinwekkende, potsierlijke vertoning georganiseerd door een halve gare die met een Oekraïense vlag om de nek het boegeroep in ontvangst nam.
Fidelio. Verder wordt ons van hogerhand meegedeeld dat Zholdaks “theatertaal” (een woord uit het vermodderde jargon der linguïstische pezewevers) gebaseerd is op het werk van filmregisseurs als Andrej Tarkovsky en Ingmar Bergman. Ik tracht parallellen te vinden uit mijn eigen leefwereld, en dan kom ik al gauw op de voetbalsport uit. Veel is mij te ingewikkeld. Heeft Piet Keizer, de grootste voetballer die Nederland ooit gekend heeft, zijn schaarbeweging gebaseerd op het werk van Nourejev? Wellicht. Tot zover alles appie kim. Maar dan komt er een rechtse directe die vol doel treft: “Op eigenzinnige wijze zoekt Zholdak naar de diepere lagen van het algemeen menselijke drama van Fidelio.”
Guercœur. Loy situeert de opera in een vrijwel kaal toneel met als enige rekwisieten houten stoelen waar de solisten en het koor soms op zitten; soms ook wandelen zij rond in een soort hypnose, belicht in blauwige tinten.