Fidelio. Verder wordt ons van hogerhand meegedeeld dat Zholdaks “theatertaal” (een woord uit het vermodderde jargon der linguïstische pezewevers) gebaseerd is op het werk van filmregisseurs als Andrej Tarkovsky en Ingmar Bergman. Ik tracht parallellen te vinden uit mijn eigen leefwereld, en dan kom ik al gauw op de voetbalsport uit. Veel is mij te ingewikkeld. Heeft Piet Keizer, de grootste voetballer die Nederland ooit gekend heeft, zijn schaarbeweging gebaseerd op het werk van Nourejev? Wellicht. Tot zover alles appie kim. Maar dan komt er een rechtse directe die vol doel treft: “Op eigenzinnige wijze zoekt Zholdak naar de diepere lagen van het algemeen menselijke drama van Fidelio.”
Maand: mei 2024
Guercœur. Loy situeert de opera in een vrijwel kaal toneel met als enige rekwisieten houten stoelen waar de solisten en het koor soms op zitten; soms ook wandelen zij rond in een soort hypnose, belicht in blauwige tinten.
Il Trittico. Er wordt uitstekend gezongen. Het kleine neefje Gherardino (Dimitri Bos/Jeremy Blanvillain) zit op de grond ongestoord te gamen terwijl boven zijn hoofd de pleuris uitbreekt. Opvallend goed is wederom Sam Carl als Betto di Signa. Bekoorlijke zang en spel worden geschonken door het liefdespaar Rinuccio (Joshua Guerrero) en het verwende prinsesje Lauretta (Inna Demenkova). De appendix heeft nòg een prank.
Zangers, publiek. Speelbal der commercie. Laulan: “Wanneer zullen we onze hakken eens in het zand te zetten wanneer een theater zich niet in dienst stelt van zijn publiek, maar dat publiek gijzelt met de fantasieën van een regisseur die de zangers degradeert tot sloebers en de opera in kwestie besmeurt ter meerdere glorie bam…. De regisseur!”