Der Vetter aus Dingsda

Der Vetter aus Dingsda is een operette in drie bedrijven van de Duitse componist Eduard Künneke (1885-1953); het is verreweg zijn meest succesvolle stuk. Het libretto is geschreven door Herman Haller en Fritz Oliven. De première vond plaats op 15 april 1921 in het Theater am Nollendorfplatz in het Berlijnse stadsdeel Schöneberg. Bezochte voorstelling: 14 april, Stadttheater Münster.

Musikalische Leitung: Thorsten Schmid-Kapfenburg; Inszenierung: Ulrich Peters; Julia de Weert: Tanja Kuhn; Hannchen: Kathrin Filip; Josef Kuhbrot: Rainer Zaun; Wilhelmine, genannt Wimpel: Suzanne McLeod; Egon von Wildenhagen: Hans Kittelmann; Ein Fremder: Garrie Davislim; Ein 2. Fremder: David Zimmer; Hans: Lars Hübel; Karl: Christian-Kai Sander; Sinfonieorchester Münster

Inszenierung: 3,5*
Musik: 4*

You can have any review automatically translated. Just click on the Translate button,
which you can find in the Google bar above this article.

Toen ons oog schichtig over het seizoen 22-23 van De Nationale Opera gleed (wij durven nooit alles in één keer tot ons te nemen, we doen het beetje bij beetje, dag voor dag) meenden wij toch echt dat wij het woord “operette” zagen langskomen. Schrikken! Of men water ziet branden! DNO zal toch niet een heuse operette brengen? Als dat zo zou zijn, dan is niets meer onmogelijk! Umwertung aller Werten. Sjaak Swart erevoorzitter van Feijenoord! Sigrid Kaag die de waarheid spreekt! Theodor Currentzis die inziet dat hij de schabouwelijkste Beethoven VII ever heeft opgenomen.

Gelukkig werd de DNO-operettesoep niet zo heet gegeten dat er voor ons teer gestel gevreesd moest worden. Natuurlijk stond er geen rechttoe-rechtaan operette op het programma: natúúrlijk niet, stel je voor, wat zouden ze daar in Zürich wel niet van zeggen! En ook de Mensen van Nu kan men toch niet met zoiets banaals als Der Bettelstudent (overigens een van de beste stukken muziek ooit gecomponeerd) lastigvallen. Nee, het was de voorstelling Operetta (let op de omineuze “a” op het eind van het woord) Land, waarin nummers van componisten als Strauss, Offenbach en Sullivan aan elkaar zullen worden geplakt om tot “een gloednieuwe, eigentijdse (!) operette voor alle leeftijden” te komen. Want dáár hebben we dringend behoefte aan, “gloednieuwe, eigentijdse operette”, het aanbod aan bestaande operettes is namelijk  dermate mager (hoewel, alleen Offenbach  er al meer dan 100 componeerde), dat er nodig iets “gloednieuws” moest worden gefabriceerd en, uiteraard, “eigentijds”. Natúúrlijk eigentijds.

Der Vetter von Dingsda
Tanja Kuhn, Kathrin Filip ©Oliver Berg

Wij togen maar weer eens naar onze Oosterburen om ons te verwennen met Wiener Schnitzel en Curry Wurst, en om een echte, integrale operette bij te wonen. Onze keuze viel deze keer op Künnekes Der Vetter aus Dingsda, een titel die ons altijd al heeft geïntigreerd alleen al vanwege het woord “Vetter”, dat teleurstellenderwijs gewoon “neef” betekent, en “Dingsda” is verwant met ons “dinges”. De Neef uit Dinges/Huppeldepup dus.  [Dingsda wordt ook geïdentificeerd als Djakarta.]

Componist Eduard Künneke (1885-1953) was van Nederlandse komaf. Eduard  ontpopte zich tot z’n irritant ventje dat op 7-jarige leeftijd niets liever deed dan de sonates van Mozart en Beethoven  spelen. Aan de Hochschule für Musik in Berlijn was het Max Bruch, zijn grote leermeester, die hem aanraadde “Schrijf nooit een operette.” Maar Eddie was eigenwijs. Hij schreef er twaalf, waaronder Der Vetter aus Dingsda (in 1921), de bekendste vertegenwoordiger van de zgn. “Berlijnse Operette”. In deze tijdens het interbellum geschreven operette vindt men bijna geen Strauss of Léhar-achtige melodieën terug, maar eerder de foxtrot uit de roaring twenties: een musical avant la lettre – was het wat betreft Nederland daar qua musical maar bij gebleven…  Künneke wist als geen ander te switchen tussen dansante ritmiek en sentimentele lyriek, en hij kende zijn klassiekers: wij menen in Der Vetter toch duidelijke “citaten” uit Salome (Sluierdans) en Der Zigeunerbaron (“Ja, das Schreiben und das Lesen“) te horen… Uiteraard kunnen dergelijke associaties ook aan ons vermodderd denkleven worden toegeschreven.

Der Vetter von Dingsda
Kathrin Filip, Garrie Davislim, Tanja Kuhn @Oliver Berg

Laat onze huispianist, tevens voorzitter van de plaatselijke Rotary Club, u vast in de stemming brengen:

Der Vetter aus Dingsda  speelt in Nederland, op het landgoed De Weert. De mooie Julia de Weert moet aan de man. Voor haar oom en voogd een uitgemaakte zaak: dat moet neef August worden, dan blijft het familiekapitaal ook nog in veilige handen. Julia heeft echter geen trek in August, een afwijzing die wij wel vaker in de opera en operette tegenkomen. Ze heeft (ook niet ongewoon) haar hart al lang geleden aan een ander verpand, een zekere Roderich. Roderich bevindt zich in “Dingsda” en Julia wacht met smart op zijn terugkomst.

Der Vetter aus Dingsda
Ensemble ©Oliver Berg

Op haar achttiende verjaardag dient zich echter een woest aantrekkelijke vreemdeling aan, een dubbelganger van Roderich, maar in de laatste akte verschijnt dan toch de echte neef Roderich. Hij is Julia al lang op Pinkerton-achtige wijze vergeten en is kortelings verloofd met een zekere Hannchen. De dubbelganger is spekkoper: hij kan met zijn Julia trouwen.

Er zitten een paar fijne melodieën in deze operette, zoals  «Strahlender Mond»   en  «Ich bin nur ein armer Wandergesell». Oorwurmen waar ook de Oorspray van A. Vogel machteloos tegenover staat. Doet u zichzelf een plezier en luister HIER  naar de fraaiste tenor aller tijden.

In Münster is deze Vetter aus Dingsda de laatste productie van intendant/regisseur Ulrich Peters, een groot liefhebber van operette (geef ons zo’n artistiek directeur!), die zijn carrière in Münster begon met Im weißen Rössl. Wat ons in Münster meteen opviel, was het weelderige decor en de fraaie belichting. Als je min of meer geïmpregneerd bent geraakt met het zwart, grijs en pikdonker van urgent-muziektheater-voor-Mensen-van-Nu, ervaar je het idyllische toneelbeeld als de tuberculoselijder die voor het eerst vrijelijk de Zwitserse berglucht inademt en op zijn weg een koeienherdster ontmoet, een fris Zwitsers meiske dat haar weelderig-folkloristische boezem zodanig heeft geschikt dat de patiënt tot de conclusie komt dat zijn tbc-gehijg verdacht veel weg heeft van  onkuise kortademigheid.

Een weelderig decor dus, met een terras, een paviljoen, een groot tuinhuis, en op de achtergrond…. Tuin. Veel tuin. Voor een teer gestel is dit al heel wat om te verwerken, maar de grootste klap moest nog komen: de operette speelt in de periode waarin ze in première ging, de jaren 20 van de vorige eeuw! Geen actualisering, geen omkadering! Zoveel weldadigheid op slechts 70 kilometer van de Nederlandse grens.

Künnekes aanstekelijke (dans)muziek is alleraardigst, maar eerlijk gezegd ook niet meer dan dat. Wij meenden op grond van onze danslessen van 55 jaar geleden (“anders zit je op feestjes langs de kant”) tango’s en walsen te herkennen, en zelfs -als wij liegen, liegen wij in commissie- een paso doble! Ja, het symfonieorkest onder leiding van Thorsten Schmid-Kapfenburg kan er wat van! (Misschien een tikkeltje volume terugnemen zo hier en daar.)

Der Vetter aus Dingsda
Ensemble ©Oliver Berg

En wat was de bezetting goed. De knappe Tanja Kuhn (ook een geduchte Hanna Glawari) was met haar jeugdige, barnsteen-heldere sopraan een perfecte, verliefd-dromerige Julia die mooi contrasteerde met de energieke Kathrin Philips die met haar beweeglijke en lenige stem  de rol van Hannchen vertolkte. Hans Kittelmann is de  onhandige Egon; hij vertolkt zijn rol sensationeel, niet alleen vocaal maar ook hilarisch als acteur. De hit «Ich bin nur ein armer Wandergesell» is toebedeeld aan „ein Fremder“, in deze uitvoering met veel gevoel vertolkt door  Garrie Davislim (natuurlijk niet vergelijken met Fritz Wunderlich) Davislim zong zeer fraai, links en recht kwamen er zakdoekjes tevoorschijn, links inclusief Boldoot eau-de-cologne, wat mijn vertrek uit het theater enigszins bespoedigde.  Oom en tante worden treffend gezongen door Rainer Zaun en Suzanne McLeod. Hun grappen waren wel wat aan de niet-verrassende kant.

Münster trakteerde ons een avond lang op plaisante operettemelodieën.  Het gezegde “Het (operette)gras is altijd groener bij de buurman” gaat hier niet op want wij hebben in Nederland al zo’n 20 jaar geen professioneel operettegras meer. Dat danken we aan De Grote Grasmaaier Rick van der Ploeg.

Wij adviseren u derhalve: richt uw schreden naar Münster. Buitenkansje.

 

Olivier Keegel

5 3 votes
Article Rating
Olivier Keegel

Editor-in-Chief

Chief Editor. Does not need much more than Verdi, Bellini and Donizetti. Wishes to resuscitate Tito Schipa and Fritz Wunderlich. Certified unmasker of directors' humbug.

No Older Articles
No Newer Articles
Subscribe
Notify of
guest

3 Comments
Newest
Oldest Most Voted
Inline Feedbacks
View all comments
Pieter K. de Haan
Pieter K. de Haan
2 years ago

Waar zijn de gebruikelijke sterren?

Truus Blenderman
Truus Blenderman
2 years ago

Weer een hilarisch verslag, heerlijk. Dank.