De Kaltstellung van de librettist. Deel 1.
You can have any review automatically translated. Just click on the Translate button,
which you can find in the Google button above this article.
Reacties zijn welkom, bij voorkeur onder dit artikel en niet op Facebook, waarvan de meeste recensenten geen lid zijn.
We zitten met 1500 individuen in een operagebouw, maar we vormen absoluut geen bestendig collectief. Er zijn geledingen, er zijn verschillende, soms tegenstrijdige belangen. Aan consumentenzijde bevindt zich het publiek, dat betaald heeft om een operavoorstelling bij te wonen. Aan productiezijde een bont gezelschap van meer of minder creatieve vrouw- en heerschappen. Laten wij de hogelijke gewaarde buffetdames (buffetpersonen) en de tot kaartjesscheurende gemaakten even buiten beschouwing, en richten wij ons op de artistieke kant, dan zien en horen we een orkest, een dirigent, de zangers en het koor. Ook aanwezig, niet zelden postuum: de componist, de librettist en de goddelijke regisseur.
Opera is politiek
In 1994 kondigde de toenmalige minister-president Lubbers vlak voor de stembusgang aan niet op CDA-nummer 1, maar op nummer 3 Ernst Hirsch Ballin te stemmen. Evenzo willen wij nu eens de aandacht richten, maar minder mes-in-de-rug-stekerig dan Lubbers destijds, op onze nummer drie, de librettist, die op het ereschavot der opera op een bescheiden derde trede staat: de componist is voor hem nog net zichtbaar, maar de doorluchtige regisseur is in zijn etherische, reeds meermalen bekroonde voortreffelijkheid ver buiten zicht.
De librettist, wij hebben met hem te doen. Hij wordt geschoffeerd, gekwetst, beledigd, gegriefd, gehoond en bespot, of misschien erger en vaker nog: volledig genegeerd. Hij moet plaatsmaken voor het armzalige decor van hedendaagse maatschappelijke relevantie en wokisme. Een renaissancepaleis wordt een gevangenis compleet met gevangenen in gestreepte gevangeniskleding. Of erger nog, men laat Martin Kušej, of een ander lid van de Regisseurs Taliban, op Mozart los. De voorspelbaarheid is irritant, het resultaat bedenkelijk en meer dan eens wansmakelijk.
Eigentijds
De “eigentijdse operahuizen” doen er alles aan om de kwalificatie “elitair” te ontlopen. In geen geval mag de gedachte postvatten dat het genieten van de episodische kunstvorm “opera” een zekere kennis, educatie en kunstgevoeligheid vereist. De gouvernementele weerzin tegen die “elitaire” gedachte bracht in 2000 de Hoofdstad Operette om zeep. Het idee dat het genieten van opera nu eenmaal niet voor iedereen is weggelegd, is voor de regenten die pronken met hun “hart op de juiste plaats”, een niet te verteren gedachte.
Er zijn nogal wat oprechte operaliefhebbers die het niet zo op de zgn. “moderne opvattingen” hebben. To put it mildly. De Facebook-groep Against Modern Opera Productions heeft meer dan 45.000 likes, en in 1994 nam David Pryce-Jones, Brits auteur en toen tevens commentator en hoofdredacteur van de National Review, het initiatief to het oprichten van de vermakelijke Association for the Elimination of Trendy Opera Producers. Een regisseur of een intendant die door de Association schuldig werd bevonden, zou zonder pardon standrechtelijk gefusilleerd worden. Een wat barse, maar begrijpelijke maatregel, want met pappen en nathouden of met onweerlegbare argumenten kan deze strijd niet meer gewonnen worden, zo is gebleken.
“Don’t try to damage the history of the past.”
Pryce-Jones beschrijft het bezoek van de Association aan Tosca in de MET. En steekt een tirade af tegen toenmalig intendant Peter Gelb en regisseur Luc Bondy; de laatste werd al langer door de Association geschaduwd wegens Bondy’s gruweldaden op zijn podium in Zürich.
Gelb wordt in de National Review geciteerd met zijn opmerking dat hij “altijd heeft geprobeerd klassieke muziek te populariseren.” Volgens Pryce-Jones is dat “een teken dat Gelb een populistische sloper is, bang om elitair gevonden te worden. Natuurlijk zijn de “gepopulariseerde” decors afschuwelijk somber en Scarpia wordt niet alleen clichématig neergezet als de archetypische politiechef van een autoritair regime, maar vooral als grove seksuele sadist. Deze onnozele, eendimensionale interpretatie van het personage biedt de gelegenheid om callgirls (!) te introduceren, waarvan er één topless is. Tosca eindigt met een vuurpeloton en een standrechtelijke executie. Mijn Association neemt hier nota van.”
Hier heeft Pryce-Jones een punt. Van Puccini is bekend dat hij enorm kwaad kon worden op iedereen die zich vrijheden veroorloofde met zijn opera’s; hij liet er geen misverstand over bestaan hoe zijn opera’s uitgevoerd moesten worden.
Mensen van Nu
Het is een wonderlijk verschijnsel dat zo veel Mensen van Nu klakkeloos en onnozel accepteren dat een libretto, met tekst en regieaanwijzingen, met voeten getreden mag worden. Voer voor massapsychologen. Of trendwatchers. Een libretto is een wezenlijk onderdeel van de opera en kan niet los gezien worden van de partituur. De soms idiote ingrepen in het libretto leiden altijd tot een artistieke clash tussen de gespeelde muziek/de gezongen teksten enerzijds en het toneelbeeld anderzijds. Opmerkelijk: hoe meer de regisseur afwijkt van het oorspronkelijke libretto, hoe vaker zo’n clowneske hypocriet beweert dat hij zich geheel in dienst van de compositie heeft gesteld. Vergelijkbaar met de van school komende worpeling die zijn ouders begroet met “ik heb vandaag géén bal door het ruit van de buurman geschopt”.
Uiteraard kwam en komt het libretto vrijwel altijd tot stand in nauwe samenwerking met de componist, als de componist al niet zelf het libretto schreef, zoals Wagner. Uit een “ik-doe-het-liever-zelf-dan-weet-ik-tenminste-dat-het-goed-is” overweging. Woorden van deze strekking spreekt ook onze werkster, als wij haar in onze goedheid een klein corvee uit handen willen nemen.
Prima la…. etc.
Natuurlijk heeft (had) de muziek het primaat in een opera; geen mens heeft interesse om El Trovador van Antonio García Gutiérrez te lezen. Maar de tijdgeest van eerst “maatschappelijke relevantie” en daarna het absurde, weerzinwekkende “wokisme” heeft de operawereld tot een luguber huis der verdoemden gemaakt, waarin het om de tuin geleide publiek zich voortdurend zorgen maakt om de stempel “progressief” in het culturele paspoort. Regie en muziek enerzijds en het libretto anderzijds zijn aldus op verachtelijke wijze tot onnatuurlijke vijanden gemaakt. Een libretto blijft echter onveranderlijk het stramien waarop de componist zijn compositie baseerde.
Hoe belangrijk het libretto is, blijkt wel uit de opera-omzwervingen van Schubert: zestien opera’s geschreven, geen enkele is een succes geworden. Oorzaak: beroerde libretti (maar wel schitterende muziek). Mozart had meer geluk met zijn librettisten; toen de paden van Mozart en librettist Lorenzo da Ponte zich kruisten, ontstonden enkele absolute hoogtepunten in de operaliteratuur.
Ingrepen (c.q. wijzigingen!) in het libretto worden nog wel eens verdedigd met het argument “maar de librettist stal zijn libretto ook uit een boek”. Het boek of toneelstuk als inspiratiebron, dat neemt in het geheel niet weg dat zulk een libretto een zelfstandige artistieke entiteit is, waarmee uit overwegingen van respect en kennis niet te broddelen of te frommelen valt.
In deel 2 geven we volgende week het podium aan Verdi, Ricordi, Konwitschny en Puccini. Stay tuned!
Het huidige misprijzen voor operalibretti komt volgens mij deels door de onkunde van ‘regisseurs’ om vreemde (sic) talen te lezen en te begrijpen. Noem mij maar een paar die foutloos Italiaans, Frans of Duits kunnen lezen en begrijpen om maar van Tsjechisch en Russisch te zwijgen. Ik heb in mijn werk periode een ‘beroemde’ regisseur meegemaakt (nee, ik zal geen naam noemen) die Monteverdis Orfeo meende te regisseren aan de hand van een Engelse vertaling van het libretto want muziek lezen was hem tevens totaal vreemd. Luiheid en afgunst voor wat als traditioneel wordt bestempeld zijn legio in de operawereld… Read more »
Eens. “Het ergste is dat het jonger publiek komt te geloven dat opera zo hoort te worden gemaakt”, dat is zeker ook nog een belangrijk aspect. Zal ik in deel 2 opnemen.
Olivier, altijd mooi om te lezen. De opera Bastarda in Brussel is dat ook een aanslag op het libretto?