“En, hoe was het?”, vroeg het thuisfront. We stonden met de mond vol tanden. Hoe moesten we een woord vinden dat het hoge niveau van de musici verbond aan de regie waar de zangers mee te maken kregen? Hoofdschudden en schouderophalen was ons antwoord.
Wat moet men aanvangen met een stortvloed van decadentie, machtsvertoon, seksisme, geweld, vernedering, verkrachting, psychiatrie, incest, sadomasochisme, vampirisme en (auto)mutilatie, geplaatst in een kil decor met weliswaar indrukwekkend beeldwerk, maar waar de spelers geen binding mee lijken te hebben, of zij nu voor het decor staan, of zich er omheen of bovenop bewegen. Men kan zeggen dat de zangers zich met overgave hebben ingezet en de karakters goed hebben uitgediept, maar de regie zadelt hen op met afwisselend extreem gestoorde uitingen en doelloos heen en weer lopen op het voortoneel of onder een wolkenlucht. Wat zijn ze in hemelsnaam aan het doen?
Het decor bestaat uit een doos van geperforeerd metaal (restje Turandot?), die ook gekieperd kan worden, op een draaiende ondergrond. Dit object fungeert als een hypermodern appartement (niets erin), en wanneer het gekieperd wordt ontstaat onderaan een ruimte met hellend plafond, die beurtelings dienst doet als zwembad, heelal, kust. De spelers bewegen zich vóór, in, rondom en boven op deze doos. De video- en diaprojectie zijn dominant. De setting is kil, er is veel te zien qua kleur en licht, maar een riant verblijf in hemeltjesschatrijk Qatar kunnen wij er niet uithalen. De regie voelt als een met slechte draad aaneengeregen snoer van rariteiten. De bewegingen van de spelers lijken vaak doelloos, of erger nog: grappig bedoeld. Een strompelende Cornelia, een vliegende Cesar, een zwemmende Cleopatra. Een veldslag, uitgebeeld door boksende zangers op een rij. De regie wil laten zien hoe het decadente leven in elkaar steekt, in 48 v. Chr. en nu. Puissante rijkdom die leidt tot verveling, criminaliteit en gestoord, grensoverschrijdend gedrag. De vraag is of deze analogie het libretto en de muziek recht doet, of dat het misschien “een tikkeltje” over de top is. Hi, Maestro Händel, wat vindt u ervan? Toen wij dachten alles gehad te hebben beet de moeder de polsen van haar zoon door en smeerde zichzelf in met zijn bloed. En wat te denken van een vrolijke finale waarin de acht spelers welgemoed hun eigen gouden toiletpotten (en uitwerpselen?) omarmen?