Emelianova schittert in
Roméo et Juliette
Roméo et Juliette (Romeo en Julia), van Charles-François Gounod in vijf bedrijven. 1866. Libretto van Jules Barbier en Michel Carré, naar het toneelstuk van Shakespeare. Eerste opvoering in het Théâtre Lyrique, Parijs, op 26 april 1867. Bijgewoonde voorstelling: première op 12 november, Opera Zuid, Theater aan het Vrijthof.
Juliette: Anna Emelianova; Roméo: Peter Gijsbertsen; Stéphano: Maria Warenberg; Gertrude: Raphaele Green; Tybalt: Erik Slik; Benvolio: Jacques de Faber; Mercutio: Edwin Fardini; Pâris: Rick Zwart; Frère Laurent: Huub Claessens; Grégorio: Sévag Tachdjian; Capulet: Marcel van Dieren; Le Duc: Jeske de Haart; Orkest: philharmonie zuidnederland; Koor: Theaterkoor Opera Zuid i.s.m. Kooracademie Maastricht; Muzikale leiding: Philipp Pointner; Regie: Julien Chavaz.
Muziek : 4,5
Regie: 1,5
You can have any review automatically translated. Just click on the Translate button,
which you can find in the Google bar above this article.
“Opera Zuid voorziet klassiekers van een frisse blik.” Aldus Opera Zuid. Ik kan Opera Zuid verzekeren: klassiekers behoeven geen frisse blik, maar een prima-de-luxe bezetting en uitvoering, oftewel: regelmatig onderhoud. Een regie gaat mee met de tijd, helemaal mee eens, alleen de algemene interpretatie van deze woorden (wij gaan eens flink sleutelen aan het libretto en aan de tijd waarin de opera speelt) deugt niet. Muziek en verhaal, en daarmee de tijd waarin het verhaal speelt, zijn onaantastbaar met elkaar verbonden. Daar hoetelwerk van maken is een klap in het gezicht van de componist, de librettist én het publiek. “Eigentijds” is in de beschaafde zin van het woord: maak gebruik van alle technische middelen die ons tegenwoordig ter beschikking staan (licht, film, video, geavanceerde toneeltechniek etc. etc.), maar blijf met je fikken sowieso af van de muziek, maar ook van het tijdsgebonden libretto, die samen de integrale en noodzakelijkerwijs intact blijvend opera vormen. Enkele uitspraken en inzichten van regisseur Chavaz, die deze Gounod-opera bestierde, zijn hoogst verontrustend.
- “Deze opera gaat over het voortdurende spanningsveld tussen publiek en privé.” Onjuist, de opera gaat over Romeo en Julia. De titel van het werk duidt al enigszins in die richting.
- “Chavaz schept voor Roméo et Juliette een fantasiewereld met eigen kleuren, regels en esthetiek, die niet op de onze lijkt.” Mis geschoten. Romeo en Julia komen in het geheel niet “uit een fantasiewereld, die niet op de onze lijkt”. De tragedie van William Shakespeare gaat zeer concreet wél over onze wereld, over de onmogelijke liefde van Julia Capulet en Romeo Montague, mensen van vlees en bloed die in een tamelijk onaangename situatie terecht zijn gekomen, niet in een “fantasiewereld” .
Akelige opera-aanpasserij
Dat het verhaal onverminderd populair is gebleven, vindt zijn oorzaak in het onderwerp, dat blijvend actueel is: kijk maar naar de achterlijke culturen waar meisjes nog steeds worden uitgehuwelijkt. Juist om te beseffen dat het onderwerp van alle tijden is (tenminste, als u een dergelijk besef noodzakelijk acht) dient het historische verhaal (pardon: “narratief”) verteld te worden; opera-aanpasserij werkt contraproductief. En over die kleuren in de “fantasiewereld met eigen kleuren”: wij hebben zelden een lelijker toneelbeeld gezien, regelrecht afkomstig van de Chef Design van zuurstokfabriek Baars & Co. uit het Brabantse Brakelsebrug (bekend van de onsterfelijke slagzin “De zuurstokken van Baars, Zijn niet blauw of geel, maar paars”). Vrijwel alles op de bühne was inderdaad gemeen paars (zie filmpje), tot aan de hobbezakkerige (want “tijdloze”) kostuums aan toe (zie filmpje). Vergeef ons onze oneerbiedigheid als wij een bekend Rotterdams gezegde aanhalen: “Je ken een aap paars verve, maar ’t blijft een aap.”
Volgens regisseur Julien Chavaz “blijft het publiek, ondanks het feit dat ze [sic!] de verhaallijn kennen, zichzelf toch vragen stellen”. Daar heb je dat publiek weer dat zichzelf “vragen moet stellen”.
Hoe vreselijk is dit alles…
Een ander quote van Chavaz: “Een opera is nooit af, het [sic!] is een voortdurend proces.” Baarlijke nonsens natuurlijk, maar uiteraard een statement dat beoogt een fundament te bieden voor het emplooi van vermodderde broddelaars met een narcistische persoonlijkheidsstoornis die zich Regisseur Van Deze Tijd noemen. De Chavaz-“versie” van Gounods Roméo et Juliette was een ratjetoe van onsamenhangende taferelen (genoemd “wisseling van perspectief”) en van platte dan wel onbegrijpelijke dan wel buiten-contextuele symboliek. Romeo en Julia leken meer goede kennissen dan vurige geliefden. Aan geheel niet komische momenten werd een komische draai gegeven, wat in idiote discrepanties tussen toneelbeeld en uitgesproken tekst resulteerde.
Maar laten wij ons tot de muziek wenden, en het is voor de zoveelste keer dat wij ons moeten bedienen van het cliché “op muzikaal gebied was er heel wat meer te genieten” .
Maar eerst even kort de inhoud. De echte. Roméo, uit de familie der Montagues, is de onuitgenodigde party crasher op een gemaskerd bal van graaf Capulet, de traditionele vijand van de Montagues. Roméo wordt verliefd op Julia en vertelt haar in het tweede bedrijf over zijn liefde: De Moeder der Balkonscènes, waarvoor in deze productie ladders werden gebruikt. Broeder Laurence trouwt het koppel en hoopt op verzoening tussen de Montagues en Capulets.
In een scène buiten het huis van Capulet zingt een zekere Stéphano een provocerend liedje. Gregorio (uit het Capulet-kamp) ergert zich mateloos. Er breken relletjes uit, waarbij Tybalt (die ook wel iets zag in Juliette) eerst Roméo’s vriend Mercutio doorspiest om vervolgens door Roméo zelf aan het zwaard te worden geregen. Roméo wordt verbannen door de hertog en gaat in ballingschap. Juliettes vader komt op de proppen: “Weet jij wel dat het Tybalts laatste wens was dat jij met graaf Pâris zou trouwen?!” “Damn!”, zoals Shakespeare dat zo fraai verwoordt. Maar Frère Laurent heeft goede raad: de schijndoodconstructie, 20 jaar na Roméo et Juliette ook zo succesvol toegepast in Puccini’s Tosca. Als Juliette eenmaal in het familiegraf heeft plaatsgenomen, zal Roméo haar er weer uit takelen. Gaat helemaal mis, net als in Tosca. Roméo weet van niks, denkt dat zijn geliefde echt dood is, en slaat de hand aan zichzelf. Juliettes wekker gaat af, en zij ziet een geliefde die er niet best aan toe is. Wat te doen? Een duet zingen lijkt het enige wat erop zit. Hun vierde en laatste duet van de avond: “Viens, fuyons au bout du monde” (“Laten we naar het einde van de wereld vluchten”). Beiden sterven.
De opera’s van Gounod liggen immer plezierig in het gehoor, ze zijn wel wat aan de (te) lange kant, vooral Faust, maar Roméo et Juliette is in dat opzicht geen uitzondering. Aan de andere kant: bij een kwaliteitsuitvoering van Roméo et Juliette wordt de op de loer liggende langdradigheid dankzij Gounod zelf behoorlijk getemperd. Niet alleen omdat zijn muziek zo goed in het gehoor ligt, maar ook door de aanwezigheid van een groot aantal prachtaria’s en prachtduetten, zoals “Allons, jeunes gens!” voor lyrische bas (Capulet) en het beroemde “Je veux vivre”, de wals waarin Juliette laat doorschemeren dat graaf Pâris wat haar betreft de pot op kan. Hoogtepunten zijn ook de vier duetten van Roméo en Juliette.
In Maastricht beleefden wij ondanks de regie een fijne uitvoering van deze opera, geheel in de traditie dat je bij Opera Zuid in muzikaal en vocaal opzicht zelden teleurgesteld wordt. De opera, oorspronkelijk meer dan 4 uur, was dus behoorlijk ingekort. “We are living in a time of narrowing concentration spans,” zegt dirigent Philipp Pointner terecht. Dat geldt zeker voor Gounod, die, zoals reeds aangestipt, de eigenschap heeft heel aardige opera’s te laten verzuipen in wurgende langdradigheid. Dat valt dan bij Roméo et Juliette mee, maar bij Faust bijvoorbeeld zakt het aan het eind in elkaar als een biologische soufflé; Faust duurt minstens een uur te lang.
De no-nonsense, genoeglijke, avondje-uit ouverture werd door dirigent Philipp Pointner met voortvarend enthousiasme ten gehore gebracht. Helaas moest er tijdens die ouverture weer een onduidelijk proscenisch mimespel opgevoerd worden. Overbodig, teken van onmacht, en vooral: irritant. Waar blijft de initiatiefwet “Ouverture Zonder Hoetelwerk” ?! Spreek het Tweede Kamerlid van uw keuze aan.
Het doek ging op en we werden meteen geconfronteerd met de paars-gezuurstokte bonbondoos. Schabouwelijk!
Er werd ook gezongen, en laat dit nu het moment zijn van “O Freunde, nicht diese Töne!”. En om alle zuurpraat over de regie meteen maar een overtuigend tegenwicht te bieden noemen wij u de heldin van de avond: Anna Emelianova. Zij staat bijna voortdurend op het toneel, en wij konden dat alleen maar toejuichen. Ons hart bloeide ervan op. Want Emelianova is de volmaakte Juliette, zowel vocaal als fysiek, met haar perfect gesuggereerde meisjesachtigheid. Haar stem klinkt als een klok, is krachtig en dan weer intiem op precies de juiste momenten dankzij een intens begrip van haar rol en dankzij haar hartverwarmende muzikaliteit. De beroemdste aria uit deze opera, “Je veux vivre” hoorden wij live zelden beter; ondanks een idiote, haar opgelegde choreografie (dat moet je bij deze aria juist NIET doen) bracht zij de berucht moeilijke aria onberispelijk ten gehore. Het zou ons niet verbazen als Emelianova binnen niet al te lange tijd haar opwachting maakt in de grote operahuizen van Europa.
Door de noodzakelijke lofzang op Emelianova en de helaas even noodzakelijke berisping van de regie moet de bespreking van de overige zangers tot onze spijt beperkt blijven. Wij doen dat dan ook beter puntsgewijs:
Roméo werd vertolkt door Peter Gijsbertsen, die zo’n onvergetelijke indruk maakte in de Opera-Zuidproductie L’heure espagnole. Gijsbertsen, die om onduidelijke redenen getooid was met een vogelnest op zijn hoofd, zong de (eveneens lastige) rol naar behoren, in onberispelijk Frans. Af en toe wat te klaaglijk, dachten wij, maar daspusoonlijk.
Opmerkelijk was dat de hertog, een baspartij, ingevuld werd door een dame, die sui generis geen basnoten tot haar beschikking had. Vermomd als meisje met een verstandelijke beperking zong, of beter jankte, zij de rol van de hertog. Volstrekt idioot, en kwalijk, aangezien hier zelfs de gecomponeerde muziek van Gounod gecorrumpeerd werd. De overige solisten waren allen sterke vertolkers van hun rol, waarbij vooral Marcel van Dieren ons in positieve zin opviel. Ook hij kreeg het hard te verduren van de dwaze regie en mogelijk nog dwazer choreografie, maar wát een zanger, wat een prachtklank, wat een acteur en podiumpersoonlijkheid. Enigszins uit de toon in het uitmuntende gezelschap viel Erik Slik als Tybalt, hij maakte vocaal een wat bleke indruk.
Deze Roméo et Juliette was dus in een “tijdloze setting”, die geen enkel ander resultaat opleverde dan nikserigheid en onsamenhangendheid. Toch genoten wij: van Gounod, van de zangers en van het voortreffelijke, prachtig spelende orkest.
En bovenal van Emelianova.
Bedankt Opera Zuid, voor het posten van de trailer. En bedankt Olivier, voor je terechte onvrede met de hedendaagse lulkoekerij.
Met humor en scherpte daar waar het moet. Het vogelnestje was wel degelijk functioneel, want jij kon je ei er in kwijt.
Lang Leve de Opera!
I loved it! Evey aspect, so much energy on stage. It was poetic and moving at the same time. The final picture is a masterpiece. You should keep calm. It’s ok that you didn’t like it but you insist so much on your hate of the director that one will wonder why… In a house like Opera Zuid, making a remake of a MET production would make no sense and would look awful.
I can assure you, no Opera Gazette reviewer hates anyone in the opera world. We only have to judge what we hear and see.