EURYDICE – DIE LIEBENDEN, BLIND

EURYDICE – DIE LIEBENDEN, BLIND – opera van Manfred Trojahn. Libretto:  Manfred Trojahn; Muzikale leiding: Erik Nielsen; Regie:  Pierre Audi; Orpheus:  André Schuen; Eurydice: Julia Kleiter; Pluto: Thomas Oliemans; Proserpina:  Katia Ledoux;  Orkest:  Nederlands Philharmonisch Orkest

Muziek: 4****
Regie: 3***

You can have any review automatically translated. Just click on the Translate button,
which you can find in the Google bar above this article.

Eurydice in de Thalys

Het trof, of het trof juist niet. De nacht voorafgaande aan ons bezoek aan de voorstelling Eurydice, Die Liebenden, Blind bij De Nationale Opera brachten wij door op de Spoedeisende Hulp, aan de zijde van een innig geliefd persoon. De angst voor het verlies van een dierbare, in combinatie met een volledig gemiste nachtrust, was een adequate opmaat naar een setting in het nevelige en bedrukkende gebied tussen leven en dood.

Het open einde van de Orpheus-mythe, waarin we ons blijven afvragen wat Orpheus zal gaan doen, wat Eurydice zelf wil, krijgt dat een oplossing? Gaan we boter bij de vis krijgen of gaan we blijven aanmodderen met een eeuwig ‘had ik maar’ en ‘was ik maar’? Gaat een gesloten einde ons opluchting geven, of tenminste het besef van het onomkeerbare van de dood, waardoor we eindelijk afscheid kunnen nemen en verder kunnen gaan met ons leven, of, de hemel verhoede, er zelf ook maar een einde aan maken? Is er hoop?

Het antwoord is: Nee, er is geen hoop! Er blijft na de dood niets van wat was, geen verbinding met de overledene, geen herinnering, geen luisterend oor: your call has been denied.

Een deprimerend en beklemmend beeld op onze sterfelijkheid is ons deel.

Eurydice Die Liebenden, blind
©Ruth Walz

Een regie van Pierre Audi staat altijd garant voor sterke beelden. We zien de restauratiewagen van een langeafstandstrein. De vormgeving oogt mooi, kleur, licht, lijnen, beweging en personen zijn feilloos en harmonieus vormgegeven tot een tafereel van Edward Hopper. Door de ramen aan de achterkant zien we in videobeelden ongedefinieerde flarden van het landschap voorbij flitsen. De wiegende horizontale strepen van een treingordijn worden doorgecomponeerd in de lijnen in en om de trein. Tussen de bar en de zitplaatsen bewegen zich Orpheus en Eurydice, die in gesprek zijn, en toch geen gesprek voeren. We lezen dat de twee verliefd op elkaar zijn, maar in muziek noch lichaamstaal is dat te merken. Eurydice oogt als een moderne vrouw in een ietwat zonderling geel jurkje met kekke hakjes; ze heeft een zakelijk, blond Bobkapsel. We zien niets muzisch. Steeds ontloopt zij Orpheus. die gekleed is in iets te frisse pasteltinten. Over zijn lichte regenjas hangen lange dichterskrullen. De man straalt niets mannelijks uit. Hij lijkt niet zozeer verliefd als wel ongerust, slap en plakkerig; een besluiteloze, aseksuele havermelkhipster zonder knot. We begrijpen meteen ‘dat het ingewikkeld ligt’, en zuchten eens. Aan de rechterkant zien we Pluto en Proserpina. De laatste houdt zich voorlopig op de vlakte. Pluto, bij wie Eurydice de reis naar de Onderwereld geboekt heeft, verstoort de golflengte tussen Orpheus en Eurydice, door de arme vrouw lastig te vallen in de gedaantes van haar vroegere minnaars.

Aan het einde van de treinreis lijkt de trein verworden tot boot (videobeelden van water). Dan, op het eindstation, sluiten schuivende panelen naadloos in elkaar en scheiden op dramatische wijze de wereld van de levenden van de Onderwereld. We zien de contouren van een schip, maar op het eerste gezicht zie ik prikkeldraad, en de stuurhut lijkt op een wachttoren, beklemmend.

Eurydice Die Liebenden, blind
©Ruth Walz

Pluto, als morsige kapitein van het platbodemschip, in spijkerbroek en leren jack, is in zijn element, hij voelt zich niet aangetrokken tot de Bovenwereld zoals Proserpina, die behalve een taften rouwjurk ook een paar hardroze handschoenen en haarstrik draagt: haar eigen, vleselijke guilty pleasure. Zij herinnert ons aan één van de minnaars, die in bordeelroze kleding zijn intrede deed. Proserpina legt aan Orpheus uit dat de doden niets meer hebben met de levenden, ze denken niet aan hen en horen hen niet. Hermetisch en onverbiddelijk. Er is geen hoop. En toch spreekt zij zichzelf tegen, ze geeft blijk van feeling met Het Leven.

En nu komen we op het onderdeel van de voorstelling waarmee we moeite hebben: alles wat gezegd wordt, wordt ook weer ontkend. Deze ambiguïteit wordt dan knap omsluierd door de rook van poëzie en lange dialoog, die eigenlijk dubbele monoloog is en geen dialoog, diepgaand maar theoretisch en daardoor niet diep gaand. We lezen over de bedoeling van het werk, de wens om mensen van vlees en bloed te laten zien.

Maar dat is nu juist niet voelbaar. Wij willen graag geraakt worden, maar we moesten hard nadenken over wat er allemaal op de monitoren aan tekst voorbij kwam. Wij gingen verlangen naar een stampvoetende Orpheus, een giechelende of snikkende Eurydice, een hete kus of desnoods een oorvijg, maar wij kregen een heel verhaal over een verhaal, en dachten: deze mensen hebben meer issues dan passie. En waarom is dat te verkiezen boven wenen en je hart uitrukken om een idool, een onbereikbare muze?

Manfred Trojahn

Trojahn kan echt componeren. Zijn muziek zit goed in elkaar. Impressionistische, ritselende klanken, harmonieën die doen denken aan Ravel (strijkkwartet) en Debussy, en soms ook aan Richard Strauss. Verlangende motieven klinken, als zuchten, maar die zetten niet genoeg door om ons te bezeren, verleiden, schokken, in liefde te doen ontbranden. Alles is aanwezig, maar we komen niet tot een dramatisch hoogtepunt. Een fluisterstem klinkt door de intercom, maar deze is niet goed te verstaan, en als we ons concentreren op de ondertiteling zijn we vooral hard bezig met begrijpend lezen. Muzikaal werden wij het meest getroffen door de schoonheid van de laatste scène, fenomenaal gezongen door Julia Kleiter, met Orpheus die voor dood aan haar voeten ligt. Het Nederlands Philharmonisch Orkest levert een geweldige prestatie in alle opzichten; dynamiek, klankkleur, eenheid, evenwicht. Zo een orkest gun je ook gelegenheden tot jubelende, grommende, angstige, smartvolle en gepassioneerde uitbarstingen.

Eurydice Die Liebenden, blind
©Ruth Walz

Genoemde Julia Kleiter in de rol van Eurydice is een prachtige zangeres, die van begin tot het einde met een fenomenale beheersing het spectrum van haar ontroerende lyrische geluid laat horen, zonder een enkele hapering. Orpheus wordt vertolkt door Andrè Schuen. Zijn stem is zeer aangenaam en kleurrijk, en technisch prima in orde. Dat we hem een slappe vent vinden, komt niet door de zanger, maar door de ketenen waarin zijn opdracht hem legt. De rol van Proserpina wordt vertolkt door Katia Ledoux. Een interessante, sensuele stem met een metalen kern, en een mooi legato, die ons nieuwsgierig maakt naar haar verdere ontwikkeling. Haar uitstraling op het toneel trekt de aandacht, ook wanneer zij zwijgt. Thomas Oliemans neemt Pluto en de vroegere minnaars van Eurydice voor zijn rekening. Oliemans is zeer muzikaal, zijn timbre is warm en lyrisch. Zijn spel is energiek, de rollen zijn tot in de lichaamstaal uitgewerkt. Zijn vertolking van de minnaars is vocaal echter wat wild, en de stem klinkt daardoor een tikje gedrukt en dof.

De acht madrigaalzangers, op het podium uitgebeeld door fletse, half vergane onderwereldfiguren, zingen vanuit de diepte hun troosteloze maar glasheldere lied. We kwamen er niet uit of het lokkend was, verlangend of klagend. Er is geen hoop, ach en wee! Een enorme kadavervlieg ligt op de rug, in het stoffige licht zien wij de uit elkaar vallende levensresten.

Eurydice Die Liebenden, blind
©Ruth Walz

We vragen ons af: hoe zijn de geliefden blind, en waardoor? Blind door liefde? Orpheus misschien, maar Eurydice toch juist niet? Zij was het leven immers moe na al die mislukte relaties? Blind, omdat zij zich niet kunnen verplaatsen in elkaars perspectief? Omdat hij spreekt vanuit het verlangen haar voor het leven te winnen, en zij vanuit het perspectief van hen die sterven willen? Zijn alle mannen in Eurydice’s leven sowieso blind voor haar verlangens en behoeftes? Of zijn wij zelf verblind door onze tekortkomingen? Waarom al deze gedachten? Wij willen dolgraag onverhoeds in het hart geraakt worden wanneer wij de opera bezoeken, meegesleept in de machinaties van goed en kwaad, de nietigheid en de grootsheid van de mens, met het zweet in de handen zitten, met hartkloppingen in de borst, met van woede samengebalde vuisten, een zucht van opluchting slaken, sprakeloos zijn, in angst zitten, heftig ontroerd zijn door muziek en menselijke emoties. In weerwil van het oogmerk van componist en regisseur om warmbloedige mensen neer te zetten, zien wij juist dat, wat hen ervan weerhoudt die mensen te zijn.

Na de voorstelling doken wij de frisse namiddag in en schudden de spinnenwebben en lijkenlucht uit onze haren. Hu! Wij houden niet erg van de dood. L’chaim!

Esther Chayes

5 3 votes
Article Rating
Esther Chayes

Reviewer

Esther Chayes received her soloist diploma at the Utrecht Conservatory. Specialization in the opera profession followed in New York, Milan and Turin. She sang with the choir of the Teatro Regio Torino and made her debut in the leading role in La Molinara by Paisiello. After performing several smaller to medium roles, Chayes turned to teaching.

No Older Articles
No Newer Articles
Subscribe
Notify of
guest

1 Comment
Newest
Oldest Most Voted
Inline Feedbacks
View all comments
Truus Blenderman
Truus Blenderman
2 years ago

Het kon mij niet bekoren, ben in de pauze vertrokken. Jammer want ik ben een fan van Julia Kleiter en André Schuen is een mooie bariton. Toneelbeeld was inderdaad mooi maar ik hou gewoon niet van deze muziek en de verhaallijn vind ik vervelend. Maar ik ben dan ook eenvoudig van geest en zal derhalve de hemel beërven (of zoiets.)