TOSCA volgens Pierre Audi : regierariteiten

Tosca à Bastille : het is dat er gezongen wordt…

Tosca. Opera in drie aktes van Giacomo Puccini op een libretto van Luigi Illica et Giuseppe Giacosa, voor het eerst opgevoerd in Rome, 14 juillet 1900. Bezochte voorstelling: 22 juni. Zes voorstellingen van 8 t/m 25 juni in l’Opéra de Paris-Bastille.
Deze Tosca wordt op zondag 11 juli 2021 uitgezonden door Radio classique.

 

Floria Tosca : Maria Agresta ;  Mario Cavaradossi : Michael Fabiano ;  le baron Scarpia : Ludovic Tézier ;  Cesare Angelotti : Guilhem Worms ;  le Sacristain : Frédéric Caton ;  Spoletta : Carlo Bosi ; Sciarrone :  Philippe Rouillon ;  un Geôlier :  Florent Mbia ;  Direction musicale : Carlo Montanaro ;  Mise en scène : Pierre Audi

 Muziek : ***3***
Regie : *1*

You can have any review automatically translated. Just click on the Translate button,
which you can find in the Google bar above this article.

De grote zaal van de Bastille is altijd een beetje kil door de klinische verlichting, nu nog verder in de hand gewerkt door de afwezigheid van een groot deel van het publiek, dat door kafkaiaanse maatregelen op corona-afstand wordt gehouden. Het helpt allemaal niet om de sfeer een beetje op te warmen. Voor dat beetje sfeer hoefden we ook al niet te rekenen op de artistieke ceremoniemeesters die deze avond de touwtjes in handen hadden: Dirigent Carlo Montanaro en regisseur/censor Pierre Audi. Agatha Christie’s The Mousetrap in een vertaling en regie van het schoolhoofd van de Johannes Calvijnschotel te Sliedrecht moet qua publieksvermaak als geduchte concurrent worden gezien.

Noch verfijnd, noch interessant

Was het nu echt nodig om deze productie uit 2014 opnieuw uit de kast te halen, waarin het moeilijk is om ook maar het geringste originele idee, het minuscuulste “gezichtspunt” of een minimum aan gevoel te ontdekken? Om er iets van te begrijpen moesten we het doen met Audi’s intentieverklaring: hij wilde “iets heel abstracts” doen. Abstract? De ongerijmdheden op de bühne hebben niets “abstracts”. Als de rooms-katholieke kerk in het eerste bedrijf vervangen wordt door een soort zwarte bunker, overleven de kaars, het priestergewaad en de bisschopsmijter de transformatie “naar abstract” glansrijk. De kostuums zijn, o wonder, librettogetrouw. En er hangt wel degelijk een schilderij. Okay, niet van de Madonna zoals in het libretto staat (het moet niet te gek worden), maar van enkele (uiteraard) naakte dames, bacchanten of nimfen. Geheel in overeenstemming met de lelijkheid die momenteel in Parijs hoogtij viert (betonblokken, compostbakken en andere gele plastic blokken), speelt de derde akte zich af in een militaire tent, omgeven door een paar stuntelig vormgegeven bomen: de heldin springt niet van de Engelenburcht (want dat staat in libretto), maar houdt het op de vervloeking van Scarpia, de hand uitgestrekt naar de zaal. En dan loopt zij weg in een  verblindend licht (kunstje is al 1000 keer opgevoerd). Tja, dat is dan “abstract”, maar niet erg verfijnd noch bijzonder interessant. Je tante op een houtvlot is origineler.

“Te deum”

En als de inspiratie dan blijkbaar de bodem van het vat heeft bereikt, neemt Audi zijn toevlucht tot, jawel, de traditie: de beroemde pantomime waarmee de tweede akte eindigt (Tosca neemt de vrijgeleidebrief uit de hand van haar kwelgeest en plaatst een kandelaar naast zijn bed, enz.). En deze nederige houding ten opzichte van de traditie pakt goed uit, het is dankzij de personenregie -zeer klassiek, maar goed uitgewerkt – dat de machtsverhoudingen tussen de personages eindelijk onomwonden duidelijk worden.

TOSCA volgens Pierre Audi : regierariteiten
Maria Agresta (Floria Tosca) et Michael Fabiano (Mario Cavaradossi) ©Vincent Pontet

Nog teleurstellender dan de regie is het slappe dirigeren van Montanaro: geen enkele melodie komt volledig tot haar recht (de entree van Tosca blijft geheel onopgemerkt), de sequenties zijn vaag, een muzikale architectuur schittert door afwezigheid en de crescendo’s (van enige spanningsopbouw is geen sprake) doen meer denken aan Carl Orff dan aan Giacomo Puccini.

Het door Corona gehandicapte Orchestre de l’Opéra was niet bepaald op dreef; door gebrek aan oefening (wederom: Corona!)  speelde het orkest wat stijfjes, maar het blijft natuurlijk bemand/bevrouwd/beïetst door schitterende muzikanten; de schitterende cello’s en de solo van de klarinet aan het begin van de derde akte waren er het overtuigende bewijs van. Ook het operakoor en de koororganisatie  “Maîtrise des Hauts-de-Seine” zorgden voor enkele kippenvelmomenten. Het feit dat de koorleden met zwarte maskers moeten zingen vormde verrassend genoeg een van de dramaturgisch sterkste troeven van de avond…

Maria Agresta & Michael Fabiano

Paradoxaal genoeg versterkte de sobere orkestregie de frasering van de zangers: geen van de drie protagonisten beschikt over een zeer warme of kleurrijke stem, maar het orkest help een handje. Maria Agresta heeft een nogal gedempt stemgeluid, maar na de wat lauwe eerste akte blinkt ze uit in precisie en gelijkmatige, fraaie zanglijnen. Haar middelhoge register bloeit op en is in de laatste akte opmerkelijk fraai.

Met zijn kristalheldere, vlijmscherpe stem is Ludovic Tézier een sarcastische en huiveringwekkende Scarpia, angstaanjagend in zijn onvoorspelbare stemmingswisselingen in de tweede akte, maar minder overtuigend in de eerste akte  waar zijn gebruikelijke neiging tot over-articuleren (“Palazzzzo Farrrrrnnnese”) niet bevorderlijk is voor de tempodiscipline.

TOSCA volgens Pierre Audi : regierariteiten
Maria Agresta (Floria Tosca) ©Vincent Pontet / Opéra national de Paris

In tegenstelling tot zijn tegenspelers is Michael Fabiano het best in zijn element aan het begin van de avond, dankzij een geconcentreerde projectie die de “veristische” valkuilen vermijdt, en dankzij een schitterende dictie en betoverend fraaie vocaliteit. In zijn aria in de laatste akte laat hij het publiek versteld staan met zijn zeer verzorgde vocale techniek, inclusief falsetto.
In de marge van dit over het algemeen overtuigende trio solisten stemden ook een uitstekende Spoletta (Carlo Bosi) en een goede Angelotti (Guilhem Worms) tot vreugde. De Koster (Frédéric Carton), die weinig steun ondervond van de dirigent, stelde wat teleur en kan wellicht beter naar een protestantse kerk omzien.

Deze “revival” Tosca werpt grootmoedig enkele Puccini-noten naar het nooddruftige publiek, dat ze in dankbaarheid aanvaardt als de rauwe bonen die door maandenlange onthouding zoet zijn geworden.

Olivier Rouvière
1 1 vote
Article Rating
Olivier Rouvière

REVIEWER

Diplômé en Histoire de l’Art et docteur en Lettres, Olivier Rouvière est journaliste musical, spécialisé en dramaturgie de l’opéra. Ancien producteur délégué à France Musique. Répertoires de prédilection : baroque et slave, au sens large.

No Older Articles
No Newer Articles
Subscribe
Notify of
guest

0 Comments
Newest
Oldest Most Voted
Inline Feedbacks
View all comments