TOSCA. Opera in drie aktes van Giacomo PUCCINI (1858-1924). Libretto van Giuseppe GIACOSA et Luigi ILLICA, op basis van La Tosca (1887) van Victorien Sardou. Voor het eerst opgevoerd in het Teatro Costanzi de Roma, 14 januari 1900.
Bezochte voorstelling : le 25 juillet 2021.
FLORIA TOSCA : Sondra RADVANOVSKY; MARIO CAVARADOSSI: Jonas KAUFMANN; IL BARONE SCARPIA: Carlos ÁLVAREZ; CÉSARE ANGELOTTI: Gerardo BULLÓN; SACRISTÁN: Valeriano LANCHAS; SPOLETTA: Mikeldi ATXALANDABASO; SCIARRONE: David LAGARES; VOIX D’UN BERGER: Inés BALLESTEROS; CORO Y ORQUESTA TITULARES DEL TEATRO REAL; Directeur musical : Nicola LUISOTTI.
Muziek : 3,5*
You can have any review automatically translated. Just click on the Translate button,
which you can find in the Google bar above this article.
Tosca in Peralada: Sondra bisseerde ‘Vissi d’arte’!
Een cast, zoals dat heet, om je vingers bij af te likken. Twee van de momenteel grootste vertolkers van de twee belangrijkste rollen. De recente uitvoeringen van deze Tosca, vorige week in Madrid, met dezelfde solisten, orkest en dirigent, werden algemeen bejubeld.
In de spectaculaire openluchtlocatie van Festival Castell de Peralada kreeg het enthousiaste publiek maar liefst twee toegiften als beloning van het minutenlang applaus na de twee beroemdste Tosca-aria’s.
Nee, de “vallende ster” uit de titel is niet Tosca zelf. Het was Jonas Kaufmann die in een staat van vocale malaise verkeerde; hij had, zoals dat heet, “zijn dag niet”. Het zingen van een korte serie Tosca’s in Madrid, in een rol waarin hij wordt geacht uit te blinken – en dan ook nog tussen twee perioden van Tristan in München (de laatste op 31 juli) – is niet bepaald bevorderlijk om de stem rust te geven. Hier en daar wordt zelfs verkondigd dat Kaufmann zijn beste tijd wel gehad heeft (dan kan hij altijd nog 50 jaar mee als bariton). Misschien wat voorbarig, maar Kaufmann dient zich snel te herpakken. De wonderbaarlijke techniek van de Duitse zanger, zijn perfecte kennis van de rol van Cavaradossi, zijn vocale kwaliteiten, zijn mezzo voce, zelfs zijn uitbarstingen moeten een compensatie vormen voor de vermoeidheid, uitputting misschien, of zelfs voor een teveel aan routine. In de eerste akte overtuigde Jonas Kaufmann geheel niet, sommige noten kraakten als een Grundig-tv uit 1962.
De “Vittoria’s!” van de tweede akte klinken stoer, met de gewenste kloekheid en energie, alsof ze ons willen geruststellen (of de zanger wil zichzelf geruststellen). “E lucevan’ le stelle” heeft alle subtiliteiten die de aria eigen zijn, maar weet desondanks niet te te ontroeren: te veel controle, een zekere kilte waarvan de temperatuur alsnog wordt opgewarmd door de toegift (waar het publiek om smeekte zonder dat de zanger in kwestie erg overtuigd leek).
Goudvis
Carlos Alvarez, ook goede bekende in zijn rol, mist dimensie. Deze keurig gezongen Scarpia heeft niet de gewenste verbetenheid en zwartgalligheid. Hij is net zo angstwekkend als een goudvis en roept geen gevoelens van haat of weerzin. Met de rug naar het indrukwekkende orkest van de Opera van Madrid slaagt hij er niet in indruk te maken in het Te Deum, waar de dirigent de kracht van het koor en orkest samenbalt. Carlos Alvarez leverde bekwaam ambachtelijk werk af, maar stem, ervaring en inlevingsvermogen waren niet voldoende om een ijzingwekkende Scarpia tot leven te wekken.
Sondra RADVANOVSKY (Floria Tosca)
Luceva una stella
En Sondra bisseerde “Vissi d’arte” ! Zoals ze eigenlijk haar hele optreden wel had kunnen bisseren. Sondra Radvanovsky, de divissima van dienst, is een levende fakkel. Bij Radvanovsky is “Vissi d’arte” alles wat het moet zijn: hartstocht, tederheid, passie, overgave, smart, edelmoedigheid en elegantie. Zij laat de lucht vibreren met harmonieën die zelfs de stenen van het Castell Peralada en de bomen in het park tot wenens toe ontroeren. De liefdesduetten met Mario zijn zinderend en tijdens het akkefietje met Scarpia zien en horen we een gewonde vrouw, die niet terugdeinst voor staaltje stevig Edelstahl-geweld. Haar stem is vurig, ontzagwekkend en soeverein, en verovert deze avond alle harten. Het publiek is buiten zinnen van enthousiasme en stampt met de voeten na Tosca’s eerste gebed. Als het doek valt, krijgt Radvanovsky een staande ovatie die in het niet valt bij de waardering haar partners ten deel valt.
De teleurstelling kan ook voortkomen uit de gekozen dramaturgische (condertante) opzet. De zangers proberen in avondkleding de hartstochten na te bootsen die hen in een scenische uitvoering makkelijker zouden afgaan. Soms bootsen ze zelfs de situaties na (de vrijgeleide), waarbij ze nu eens echte rekwisieten gebruiken (de waaier) en dan weer alleen fictieve (de dolk). Angelotti komt het toneel op gerend alsof de politie van Scarpia hem op de hielen zit en Mario bezwijkt onder de kogels van het peloton. Waar zijn we dan eigenlijk? Niet in het operatheater (de aanwezigheid van het koor in een keurige rij op de achtergrond maakt dat zeer onaannemelijk), maar ook niet in een concertzaal, aangezien de zangers zich fysiek wel zeer nadrukkelijk in hun rol inleven. Deze tussenweg zit de emotie soms wel een beetje in de weg, maar de effecten zijn wisselend. Scarpia’s dood onttrekt zich niet aan het genre Texas Chain Saw Massacre, maar wanneer Tosca tevergeefs wacht op Mario’s “wederopstanding” weet Sondra Radvanovsky er dankzij haar acteertalent een zeer aangrijpende en ontroerende gebeurtenis van te maken. Misschien had een echte regisseur meer fysiek evenwicht in de voorstelling kunnen brengen.
De avonds was hoe dan ook een groot succes, maar geen gigantisch succes. Maar een soevereine diva aan het werk zien (en horen), maakt heel veel goed.