Een pleidooi voor zangers en een aanklacht tegen het Regietheater.
De hartenkreet van Emiliano Gonzales Toro.
Stop de bombarie
Tenor en dirigent Emiliano Gonzales Toro slaat alarm in het Geneefse dagblad Le Temps van 12/09/2023. De kop van zijn artikel: “Wanneer de opera weer eens respect zou moeten tonen”. De geïnteresseerde lezer vraagt zich af: respect voor wie of wat? De componist? De muziek? Het libretto? De uitvoerders? Het publiek? “Voor allemaal”, aldus de zanger.
Emiliano Gonzales Toro verwijst meteen naar de klap die de Britse dirigent John Eliot Gardiner uitdeelde aan een zanger die het podium aan de verkeerde kant verliet (1). Een trieste zaak waarin Emiliano Gonzales Toro het topje van de ijsberg in ziet. Door resoluut de kant van de zangers te kiezen en hun te vaak verwaarloosde belangen te kiezen, wijst de tenor en Monteverdi-specialist o.m. op de onrechtvaardige voorwaarden in hun contracten: hij betreurt het dat operazangers in feite niets te zeggen hebben over de enscenering of dramaturgische beslissingen.
Gonzales Toro: “Al meer dan vijftien jaar beheerst het Regietheater de operapodia van de wereld. Het spreekt een elitair, afgestompt publiek van “kenners” aan; het sloopt, maar bouwt er niets voor in de plaats. Steeds meer zangers uiten hun onvrede met deze situatie (Kaufmann, Tézier). Regietheaterregisseurs mishandelen niet alleen de opera’s, maar ze brengen ook de uitvoerend kunstenaars vocaal in gevaar door vernederende situaties te creëren UIT naam van een vermeende nieuwe “visie”.”
Emilano Ganzalès Toro wijst fijntjes op een paradox. De meeste zangers accepteren deze vernederingen in het belang van het publiek, maar het publiek is er steeds minder ontvankelijk voor en geeft in toenemende mate de voorkeur aan een concertante opera!
De tenor denkt met weemoed terug aan het gouden operatijdperk in Genève, toen er nog de grootste zangers optraden. Hij impliceert daarmee dat opera in de eerste plaats een zaak is van uitvoerend kunstenaars die een groot publiek trekken. Opera is vooral een belangrijke, populaire kunstvorm, die mensen samen zou moeten brengen, niet verdelen. Het Regietheater, zo hekelt hij, “lijkt door het najagen van moderniteit en anti-conformisme… steeds banaler en conventioneler te vormen, in een vorm van modern academisme”. Natuurlijk kan de opera hedendaagse actualiteiten zoals oorlog en opwarming van de aarde aanpakken. Maar het zou beter zijn om in principe hedendaagse componisten de kans en de vrije hand te geven en hun operastukken uit te voeren. Moeten we het niet over een heel andere boeg gooien om een oplossing te bieden voor de onmiskenbare crisis waarin operahuizen verkeren (afgelaste voorstellingen, minder producties, minder voorstellingen, halfvolle zalen), om het publiek “te verjongen” – een cliché dat maar blijft dooretteren? In de eerste plaats moeten de werken, de uitvoerende kunstenaars en het publiek gerespecteerd worden. Dit is de eerste plicht, de belangrijkste missie van zangers: zij moeten zich in dienst stellende van (de schoonheid van). De “nieuwe”, afwijkende visies op Carmen of La Bohème zijn getroebleerd en leiden het publiek af, dat deze producties toch voor een groot deel financiert. “Laten we de meesterwerken uit het verleden consiëntieus benaderen met eenvoud, stoptheid, nederigheid en respect,” benadrukt de dirigent.
Wat de “Gardiner-affaire” betreft, probeert de Gonzales Toro de lessen die eruit getrokken kunnen worden, te analyseren. Hij verwerpt gewelddadig gedrag, pleit voor aandacht en respect voor anderen en nodigt iedereen die betrokken is bij een opera-instituut uit tot wederzijdse welwillendheid. Hij besluit zijn opzienbarende column – die ook gericht is aan de toekomstige directeur van de Opera van Genève – met een oproep tot eensgezindheid: “Opera moet niet met geweld reageren op het geweld in de wereld, noch ten opzichte van de oorspronkelijkewerken, noch ten opzichte van de artiesten, noch ten opzichte van het publiek”. (2)