Deze tweede akte bevat het adembenemende, magnifieke “Selig sind, die Verfolgung leiden um der Gerechtigkeit willen”, gezongen door Mathias en een kinderkoor. Martha heeft zich intussen haast onopgemerkt van het leven beroofd, Johannes is op Dick Grijpink-achtige wijze rijk geworden en woont in Wenen en lijdt nu aan de vliegende tering. Tja, ‘Ik zal in toorn en in grimmigheid wrake doen aan de heidenen, die niet horen’ zegt Micha 5:14. Dertig jaar na de heftige gebeurtenissen in 1820 ontmoeten de broers elkaar weer. Mathias vergeeft Johannes, die zo in vrede kan sterven. Een hele opluchting.