Bellini & Donizetti. Twee roemruchte rivalen in Catania.

Donizetti
Photos by Giacomo Orlando 
You can have any review automatically translated. Just click on the Translate button,
which you can find in the Google bar above this article.

Als het over Catania gaat, dan doemt onmiddellijk de naam van Vincenzo Bellini op, de meest saillante persoonlijkheid die deze Siciliaanse stad ooit heeft voortgebracht. Catania is tevens bekend om het prachtige Teatro Massimo Bellini, gebouwd midden negentiende eeuw met een akoestiek waar menig hedendaags theater jaloers op kan zijn. Hier heb ik op 25 oktober jl. een uitmuntende uitvoering van Donizetti’s ( de grote rivaal van Bellini) La fille du régiment bijgewoond in de oude productie van Franco Zeffirelli die niets aan frisheid heeft ingeboet. Het werk, opéra comique genoemd, is een compacte aaneenschakeling van frisse, deels lachwekkende situaties die inherent zijn aan de luchtige werken uit de traditie van de opera buffa in Italië en haar Franse tegenhanger. Maar pas op: het deels historische achtergrond met de coalitieoorlog tussen ‘revolutionair’ Frankrijk en Oostenrijk/Pruisen, Nederland en andere mogendheden (1792-1797) waaruit Frankrijk als overwinnaar uit de strijd kwam, bood Donizetti de kans om een werk te creëren dat deels komische situaties bevat maar tevens melancholische aria’s, vooral die van Marie, de ‘fille’ van de titel van het werk. Hieruit kan o.m. geconcludeerd worden dat de Franse opéra comique niet louter komisch van karakter is, maar eerder doelt op een typisch genre met gesproken dialogen. Door de ellendige omstandigheden van de oorlog  kwamen veel ontheemde kinderen in handen van smokkelaars en ander onfris volk aan beide kanten van het spectrum. Op een dergelijke situatie is het libretto van Jean-François Bayard en Jules-Henri Vernoy de Saint~Georges gebaseerd en het spreekt vanzelf dat de tekst een bijna onbeschaamde loftuiting is op Frankrijk. Het werk ging in première op 11 februari 1840 in de Opéra Comique, de ‘volkse’ tegenhanger van de ‘grande usine’ (Verdi dixit!), de Parijse Opéra waar het meer serieuze (sic) genre de scepter zwaaide.

Donizetti

Het verhaal is simpel. Het speelt in 1805, als de troepen van Napoleon Tirol bezet houden. De markiezin van Berkenfeldt is op de vlucht en komt terecht bij het Fanse regiment. De sergeant Sulpice en zijn protégée Marie, een weeskind dat  ‘geadopteerd’ werd door het Franse regiment, ruziën over het feit dat Marie verliefd is op Tonio, een jonge Tiroler op zoek naar fortuin. Om naar de hand van Marie te kunnen dingen sluit Tonio zich aan bij het Franse regiment, maar nu blijkt dat Marie de dochter is van de zuster van de markiezin. Marie wordt gedwongen om met de markiezin te vertrekken; dan kan Marie een gedegen opvoeding  krijgen en aan een rijke hertog gekoppeld worden. Op het moment suprême verschijnt Tonio met het hele regiment en uiteindelijk blijkt dat Marie de onwettige dochter  is van de markiezin. Deze stemt uiteindelijk toe in een huwelijk tussen Marie en Tonio. Tot grote vreugde van iedereen.

De opera geniet vooral bekendheid door de twee aria’s van Marie, ‘Il faut partir’ en ‘Par le rang et par l’opulence’ met de cabaletta ‘Ah! Salut a la France’, een vrolijk en vooral chauvinistisch eerbetoon aan het land. De voorstelling werd meesterlijk geleid door Giuliano Carella, geen onbekende in Nederland, waar hij tal van onvergetelijke concertante opera’s leidde in de ZaterdagMatinee.  Met ferme hand gaf hij een gedistingeerde, vooral lyrische lezing met veel detail voor de partituur (vooral de houtblazers blonken uit), een van de meest elegante en spitsvondige van Donizetti.

Donizetti
Donzetti

Onder zijn baton bloeiden de zangers volop: Jessica Nuccio (leerlinge van de Italiaanse diva Mariella Devìa), een jonge lirico leggiero met een iets te zwak middenregister, gaf een uitmuntende vertolking en het meest was ik onder de indruk van de wijze waarop zij de juiste melancholische toon trof in haar beide aria’s. Tonio was de ster van de avond, gezongen door John Osborn die zijn ‘Ah, mes amis’, paradepaardje van tal van lyrische tenoren met goede hoge C’s, met een verbluffend gemak de zaal in slingerde (klik HIER). Uiteraard was een encore onvermijdelijk, tot enorm enthousiasme van de zaal! De overige rollen werden heel behoorlijk vertolkt met de saillante bariton Luca Galli  als Sulpice die wellicht in de komende jaren een Verdi-bariton van formaat kan worden. Ronduit komisch was de bariton Ernesto Tomasini als drag queen annex La duchesse de Krakenthorp. Een pluim voor de repetitoren en dirigent die alle zangers en het koor in onberispelijk Frans lieten zingen én spreken, want gesproken dialogen in een opéra comique kunnen soms of lachwekkend of gruwelijk worden.

Na deze heerlijke, ouderwetse opera avond begaf ik mij naar het gerenoveerde Bellini Museum, een must voor alle liefhebbers van deze componist. Het museum bevindt zich deels in het geboortehuis (het palazzo Gravina-Cruyllas) met annex een onwaarschijnlijk knap verbouwd gedeelte waar de bezoeker getrakteerd wordt op een chronologische wandeltocht door het leven van Bellini met nagebootste operaloges waar fragmenten van zijn opera’s ten gehore worden gebracht, deels historische opnamen. Voorts zijn er personalia, eerste drukken van opera’s en handschriften van de  eerste werken toen hij nog woonachtig was in Catania alvorens hij naar Napels vertrok. Opmerkelijk is een gedigitaliseerde versie te zien van alle bekende brieven aan collegae, diva’s als Giuditta Pasta en Maria Malibran alsmede zijn eerste grote liefde Giuditta Turina en zijn vriend voor het leven Francesco Florimo, verantwoordelijk voor de eerste ‘officiële’ biografie van de componist.

Zeer aangrijpend zijn de gravures van zijn ziekbed en vooral de kist waar het gebalsemde lichaam werd vervoerd vanuit het Parijse Père Lachaise naar Catania, waar hij een staatsbegrafenis kreeg met als uiteindelijke rustplaats de imposante Sint Agata kathedraal midden in de stad, een waar pelgrimsoord voor alle liefhebbers van de Italiaanse ottocento.

Donizetti

Bellini en Donizetti hebben elkaar zeer sporadisch ontmoet, de laatste was vier jaar ouder; ondanks allerlei roddelpraatjes hadden ze veel respect voor elkaar. Bellini had een nogal wispelturig karakter en jaloezie was hem niet vreemd; men kan zich geen groter verschil voorstellen tussen hem en zijn oudere collega, niet alleen muzikaal maar zeker ook wat persoonlijkheid betreft. Bellini genoot vroeg van succes, vooral na de première van Il pirata in La Scala in 1827 terwijl Donizetti pas met zijn Anna Bolena uit 1830 internationaal heeft kunnen doorbreken na de première in hetzelfde theater. Opvallend is het wel dat beide heren Italië de rug hebben toegekeerd en hun heil zochten in Parijs, waar ze grote successen boekten; voor Bellini was het een kortstondig succes met zijn laatste opera I puritani. Hoe dan ook, Italiaanse opera is ondenkbaar zonder deze twee reuzen die het pad hebben geplaveid voor de generaties daarna.

Mauricio Fernandez

5 2 votes
Article Rating
No Older Articles
No Newer Articles
Subscribe
Notify of
guest

0 Comments
Newest
Oldest Most Voted
Inline Feedbacks
View all comments