The Shell Trial. Achtergronden van een benzine-opera.
Mocht het uw plan zijn om de opera The Shell Trial te bezoeken, dan raden wij u nadrukkelijk aan de website van DNO alsmede het periodiek ODEON te raadplegen. Wij komen daarop nog terug in onze recensie (ca 17 maart).
Jaren 60
Als u het naadje van de kous wil weten, zal u ons moeten toestaan u mee te nemen naar de jaren 60 van de vorige eeuw. Deze jaren zestig worden gemeenlijk als “roerig” aangemerkt. Wij zelf meldden ons in 1964 bij een lyceum aan, dus de roerigheid hebben wij niet alleen voor een belangrijk deel zelf meegemaakt maar ook kunnen wij de juistheid van de term in haar algemeenheid met volle overtuiging onderschrijven. Het is niet aan ons, en zeker niet op deze plaats, om onze persoonlijke roerige ervaringen te beschrijven -het zou u maar vervelen- maar enkele maatschappelijke fenomenen kunnen wij niet onvermeld laten om The Shell Trial ten volle te waarderen. Allereerst (zijn we daar meteen van af) brak de popmuziek door. Toch even een persoonlijke noot: in 1963 (pre-lyceum!) bezochten wij ons eerste en laatste popconcert, Trini Lopez in Het Concertgebouw. Een chaotische avond die exemplarisch was voor de grotere “vrijheid” die de “jeugd” opeiste: gezag verdween uit beeld, jongens kweekten beatlehaar (ouders en rector: “als het maar netjes gekamd is”) en meisjes droegen seksuele minirokjes ter grootte van een pochet.
The Shell Trial
Maar ook voor De Mensen In Het Land, van Meppel tot Waalwijk, waren de jaren zestig een feest. De televisie! De patatsnijder! Het draadstalen afdruiprek, dat menig huisvrouw in staat stelde een kwartiertje extra aan haar haakwerkje te besteden. En niet te vergeten: de eerste kinderwagen met voorwielaandrijving. Emancipatie alom dus. De gewone man baadde in relatieve welvaart, maar toch… er was nog een taak te volbrengen!
Immers, er waren ondanks de economische groei en bloei nog weldegelijk echte verschoppelingen, vaak onverzorgd of oudmodisch gekleed en van twijfelachtige hygiëne. Wij kennen allemaal het schrijnende verhaal van de familie Timmermans (“Frenske, ga eens met de pietsjlamp kijken of de tankeldraad nog op de sjurgskar ligt en vergeet niet het veke toe te maken.“) De oude meneer Timmermans (Sjeng) werkte 18 uur per dag in de mijnen en Ma Timmermans (Sjanet) moest bijklussen door hand- en spandiensten te verrichten voor Meneer Pastoor; en het was geen geheim dat het Meneer Pastoor meer om de hand- dan om de spandiensten te doen was. Kortom, er heersten weldegelijk nog steeds armoe en honger (d’ r jilles nit vol jenóg krieje) in de Mijnstreek. Wij zeggen u dit: deze uitgebuite laagbetaalden hadden geeneens niet een auto!
Joop den Uyl
Maar dan is er altijd toch weer iemand die opstaat en voor de zwakkeren in de samenleving opkomt, de Domela Nieuwenhuisen van deze wereld. Toen, in de jaren zestig, was dat de socialist in hart en nieren van gereformeerden huize Joop den Uyl, PvdA-leider. Hij liet aan den volke weten dat “alle mensen recht hebben op een eigen auto voor de deur, óók de arbeiders”. Den Uyl zelf was ook een hartstochtelijk chauffeur. Hij vond een eigen auto “(…) verrukkelijk: je gaat er mee naar het strand, mee naar buiten. We zijn er zelf altijd op uit gegaan. Ook toen we nog maar een Volkswagen hadden, die we volpropten”. “Nog maar een Volkswagen”, u herkent het socialistische jargon. In de jaren 1970 werd het bezit van een auto dankzij de mensenvrienden van links tot mensenrecht van allen verheven. Er kwamen goedkope gezinsauto’s, eerst van Europese en later, vanaf einde jaren 1960, ook van Aziatische makelij. De missie van Den Uyl was geslaagd!
Benzine ?!
Maar ach, wat bleken we achteraf naïef. Pas in de oliecrisis drong het besef door dat die vluchtige vloeistof die wij periodiek in het voertuig moesten injecteren om het te laten rijden, BENZINE was! In de jaren 1970 leek het bezit van een auto de sleutel tot algehele zonnepracht, mede door de ontwikkeling van relatief goedkope gezinsauto’s, eerst van Europese (de BMW Isetta, de Goggomobil, onze eigen Daf) en later, vanaf het einde van de jaren 1960, ook van Aziatische makelij. Het aanvankelijke “Op socialisten, sluit de rijen, De rode file volgen wij!” draaide echter uit op een helletocht over een smeulende vulkaan.
Er kwamen volstrekt onverwachte problemen met de brandstof, problemen die niemand redelijkerwijs had kunnen voorzien: Ten eerste raakte de olie (basisproduct voor benzine) op (hoe kán het!), en ten tweede bleken de afvalproducten van benzine tot hardnekkige aandoeningen van de luchtwegen te leiden. De status van de automobiel liep ernstige schade op: er werden harde kritische noten gekraakt. Op een PvdA congres stelde een geëngageerde cabaretier in een scherpe satire de door auto’s veroorzaakte gezondheidsprobleem aan de kaak (zie en luister hieronder). Over “alle mensen hebben recht op een eigen auto voor de deur, óók de arbeiders” hoorde je niemand meer. Het was politiek links, versatiel als immer, eerst nog strijdend voor de arbeidersauto, dat de vinger op de zere plek legde: de crisis was de schuld van de duivelse olieproducenten!
The Shell Trial
De kwestie werd al ras aan het hoogste rechtscollege voorgelegd en D66 bepaalde op 26 mei 2021 (The Shell Trial) dat Shell haar emissies tegen 2030 met minstens 45% verlaagd moet hebben. Zo, die zit!
Wij bieden u deze historische achtergrond aan omdat “De zaak Shell”, het toneelstuk waaraan de opera ten grondslag ligt, de kwestie enigszins verduistert door schijnbaar te focussen op het steeds maar weer op anderen doorschuiven van de schuld voor het klimaat-armageddon dat ons nog voor aankomende herfst te wachten staat.
Laat u niet misleiden.
Het is de schuld van Shell! Alles!!
Houd die gedachte vast.
Olivier Keegel