RUSALKA
Rusalka (op. 114) is een lyrisch sprookje, getoonzet door Antonín Dvořák. Een opera in drie bedrijven naar een libretto van Jaroslav Kvapil, gebaseerd op de vertelling Undine, een verhaal geschreven door Friedrich de la Motte-Fouqué, alsook op het sprookje De kleine zeemeermin van Hans Christian Andersen en het toneelspel Die versunkene Glocke van Gerhart Hauptmann. De eerste opvoering was op 31 maart 1901 in Praag, in het Nationaltheater.
Muzikale Leiding Joana Mallwitz
Regie Philipp Stölzl en Philipp M. Krenn
Licht Philipp Stölzl
Decor Heike Vollmer, Philipp Stölzl
Kostuums Anke Winckler
Choreografie Juanjo Arqués
Dramaturgie Simon Berger
Princ (Prins) Pavel Černoch
Cizí kněžna (Vreemde prinses) Annette Dasch
Rusalka Johanni van Oostrum
Ježibaba Raehann Bryce-Davis
Vodník (Watergeest) Maxim Kuzmin-Karavaev
Kuchtík (Koksjongen) Karin Strobos
Hajný (Boswachter) Erik Slik
Lovec (Jager) Georgiy Derbas-Richter*
Lesní žinky (Bosnimfen)
Inna Demenkova
Elenora Hu
Maya Gour
Koninklijk Concertgebouworkest
Koor van De Nationale Opera
Koordirigent Edward Ananian-Cooper
Muziek: 4*
Regie: 4,5*
RUSALKA
Een nimf wordt verliefd op een mensenprins. De heks helpt haar bijna-mens te worden om het prinsenhart te veroveren. De prins bedriegt haar. De nimf is gedoemd voor eeuwig te blijven hangen tussen de wereld waar zij vandaan kwam en de mensenwereld, nergens thuis, niet mens, niet nimf. Deze synopsis werd ons gepresenteerd in een B-filmparodie tijdens de ouverture.
Vervolgens rolt het verhaal zich uit in een gangsterwijk in New York (de onderwereld), afgewisseld met een filmstudio in Hollywood (de bovenwereld), tijdperk vijftiger jaren van de vorige eeuw. In het verhaal van Rusalka is de feeërieke wereld der nimfen en watergeesten de sprookjeswereld, maar in deze productie is de filmwereld der mensen, waar onze dromen en illusies worden geproduceerd, de bedrieglijke; de harde wereld van de straat, waar de nimfen hoertjes zijn en de watergeest pooier, is hier de ‘echte’.
Het decor van een obscure straat in nachtelijk New York is een lust voor het oog, je ruikt haast de stinkende dampen. Gangsters, een zwerfster/parapluverkoopster met winkelwagen, een krantenjongen, een Jehovah’s Getuige met “THE END IS NEAR” op haar sandwichbord. Centraal staat een bioscoop, waar The Prince and the Mermaid speelt: Het letterbord (nu ook te koop bij de Blokker) roept: Magically romantic, heartfelt, unsurpassed! Links een adult entertainment etablissement, rechts een Hair & Nail shop en een obscuur hotel. Klanten lopen af en aan, de pooier (Vodník) gebruikt intimidatie en geweld om zijn hoertjes (de bosnimfen) het verdiende geld afhandig te maken. In de goot een niet zo sletterig uitziende crack-hoer, een meisje met bril en kniekousen, onze Rusalka. Zij ontvlucht de harde werkelijkheid door middel van heroïnetrips naar de prins van haar dromen (uit de film).
In de kapperszaak trekt een grote, donkere vrouw onze aandacht. De vrouw heeft een charismatische uitstraling. Zij is een platinablonde vrouw aan het kappen, type Dominique Francon uit The Fountainhead. Er gaat magie en rust uit van deze plek, waar iedereen om raad en daad komt. De kapster is Ježibaba, de vrouw die over magische krachten beschikt.
Ondanks de waarschuwingen van haar vader, Vodník, is Rusalka vastbesloten alles op te geven om haar prins te benaderen. Ježibaba wordt geconsulteerd. Die is bereid haar te helpen, maar geeft een waarschuwing, die in de wind wordt geslagen. Het verlangen is sterker dan de angst om tussen de wal en het schip te geraken, indien de relatie schipbreuk lijdt. In de sinistere kelder van de schoonheidssalon wordt Rusalka in ‘de stoel’ gezet en onderworpen aan een meedogenloze operatie met tangen en brouwsels. ‘Dominique’ is Ježibaba’s assistente, met bebloed schort en al. Rusalka moet haar stem opofferen en verrijst uit de stoel als een Marilyn Monroe met twee indrukwekkende prammen en platina watergolf.
De cinema rijdt weg en maakt plaats voor de filmstudio. De Prins zit in zijn cabrio met achter hem bewegende beelden van rijdende auto’s. Een productieassistent laat met zijn voet de cabrio schommelen, de regieassistente die met de filmklapper op de motorkap ligt laat zich na iedere CUT overijverig van de auto op de grond rollen. Het stereotype, rokende regisseur (Jager) met hoge bloeddruk, geruite pet en bril, clasht met de verwaande filmster. Jurken, bloesjes, kapsels uit de fifties. De wereld van de film, fabriek van onze dromen en illusies. Suikerzoet, zuurstokroze, schitterende strass, waar Marilyn Monroes en Jayne Mansfields rondlopen, met voluptueuze boezem in gebeeldhouwde jurken. Waar sprookjes waar worden! Prins valt als een baksteen voor de getransformeerde Rusalka: romance on a ladder, bloemen, applaus, paparazzi, signeersessie. Even hard valt hij prompt voor de vreemde Prinses: seks, drugs, oppervlakkigheid. Als hij tot bezinning komt en Rusalka achternagaat, is de vloek al in werking getreden, hij ziet dat ook haar wereld voor hem ontoegankelijk is (uitgebeeld door freeze en slow motion van de mensen op straat) en stort in het ongeluk. Kortom, hij valt en valt, tot het moment dat hij ten hemel stijgt op een schommel van bloemen, de dood in gekust en verlost door zijn onbereikbare geliefde.
Rusalka blijft ontheemd achter, gedoemd tot een bestaan tussen werelden die haar verstoten hebben, vluchtend in de crack. Haar vader beschouwt haar ondergang vanaf het balkon van het hotel. In het chiaroscuro zien zijn ogen eruit als donkere holtes. Zijn gebroken vaderhart wordt gedragen en gewiegd door een zilte, warme golf van het orkest, dat hier bijzonder mooi speelt.
In deze regie vonden wij, ondanks de verplaatsing van tijd en ruimte, genoeg schoonheid, terwijl de essentie van het sprookje intact bleef. We betwijfelen wel of de expliciete beelden van harde seks en het aansnoeren van de heroïne-arm meerwaarde hebben. Ze kunnen de verbeeldingskracht van de toeschouwer verstoren, en de aandacht afleiden van het verhaal.
Rusalka wordt vertolkt door Johanni van Oostrum. Deze prachtige zangeres ontbeerde (in deze akoestiek) iets aan amplitude en legato, wat jammer is. Haar gepassioneerde zingen, de slancio (elan), slaat soms terug op het lichaam, hetgeen de stem onder spanning zet. Het mooie timbre, dat zoveel melancholie en warmte ademt, passend bij haar diepe inleving in de rol, komt in het mezzopiano wel tot zijn recht.
Pavel Černoch als Prins/filmster/kapitein valt in deze akoestiek letterlijk in het water. Zijn timbre is zeker aangenaam, maar spoelt niet volledig aan op de stranden van het eerste balkon. Zijn aria blijft ‘achter glas’, hetgeen weliswaar veelzeggend is voor de gemankeerde communicatie tussen hem en zijn mysterieuze geliefde. Hier en daar klinkt een hoge noot geknepen. De rol is goed gespeeld: deze ijdele filmster, met zijn verwende divo-gedrag, zijn (opzettelijk) slechte acteerwerk, weet zelf niet het verschil tussen de rol die hij speelt en zijn eigen persoon, met zijn Borgman Cabrio annex gondel, die hij meeneemt van de filmset naar de achterbuurt van New York. Een man die zich laat leiden door wat hem overkomt.
Alle rollen zijn goed uitgewerkt en met verve en humor gebracht. Onze favorieten van de avond waren Maxim Kuzmin-Karavaev (Vodník) en Raehann Bryce-Davis (Ježibaba).
Maxim Kuzmin-Karavaev schenkt ons een nobele, uit kersenhout gesneden klank. De stem vloeit moeiteloos en draagt uitstekend; hij voert in zijn stroom een zog van vaderverdriet en betrokkenheid mee (ook al is hij verder een meedogenloze pooier).
Raehann Bryce-Davis (Ježibaba): wat een stem! Klaterend goud en zwarte peper. Een zeer fraai borstregister, nergens grof maar wel imperatief. Haar toneelpersoonlijkheid is groot. Haar aanwezigheid en stem hebben een aanzuigende kracht. De rol is perfect ingeleefd.
Cizí kněžna (Vreemde prinses), door Annette Dasch: een temperamentvolle en trefzekere zangeres met de ring op de hoge noten. Ze zet een anti-romantische, berekenende Prinses neer. Zij wordt wel gestraft met een messteek in het gezicht (met de groetjes uit de onderwereld). Haar verschijning is een grotere, harde versie van Rusalka. Wat betreft drugs kan zij er ook wat van: ze snuift en zuipt dat het een lieve lust is, tussen het copuleren door.
Lesní žinky (Bosnimfen) worden fraai en uitbundig vormgegeven door Inna Demenkova, Elenora Hu en Maya Gour, waarbij de laatstgenoemde in positieve zin opvalt.
Lovec (Jager/regisseur) door Georgiy Derbas-Richter: een mooie bariton met komisch talent. Hajný (Boswachter/filmproducent?) en Kuchtík (Koksjongen/dame van kap en grime), door Erik Slik en Karin Strobos, vormen een komisch duo, dat smartelijk aan zijn eind komt in de martelkelder van Ježibaba.
Er zijn dansers, met name de matrozen van de Prins/Kapitein, zorgen voor vrolijke noten, hun stereotype bewegingen -hoezee!- doen denken aan een intermezzo uit een oude Disneyfilm. Choreografie en dramaturgie verdienen vermelding. Het Koor zingt als vanouds op hoog niveau.
Het is een voorrecht het Koninklijk Concertgebouw Orkest te beluisteren. Wij hebben de indruk dat de musici blind kunnen varen. De dirigente, Joana Mallwitz, is accuraat, sensitief, maar grote expressie blijft uit. Zij werkt heel precies en lijkt vaak per tel te slaan, waardoor een overkoepelende golf, waarin je alle regels vergeet, ontbreekt. Het orkest speelt voortreffelijk, er is eenheid met vocalisten, dat is zeker ook haar verdienste.
Buiten stond een bijna volle maan aan het firmament en maakte ongetwijfeld veel slachtoffers. Ježibaba sprak: Short was the loving, long will be the moaning, after kisses from a man’s lips, endless, eternal fasting! Maar wie nam haar waarschuwing ter harte? In het water van de Amstel zagen wij onder een rimpeling een hint van een bleek gelaat met peilloze ogen. Daar galmde Vodník: Futile are all sacrifices! Op de Leidsegracht stond de Prins in zijn onberispelijk witte uniform op het met ballonnen versierde bordes van zijn lege wereldje.
Esther Chayes
De laatste keer dat ik naar de Opera ging, ben ik in de pauze weggelopen. Het betrof een uitvoering waarin ze niet alleen met de enscenering, maar ook met de verhaallijn en de tekst hadden 'gespeeld', en karakters hadden verwisseld. Dat laatste had tot gevolg dat tekst en muziek werden gescheiden - de muziek drukte niet meer uit wat er gezongen werd. Dat deed de deur voor mij dicht. De operahuizen zijn blijkbaar zelf zozeer uitgekeken op hun repertoire, dat het hun niet meer boeit, om een eerlijke uitvoering neer te zetten. Ga iets anders doen, denk ik dan. Voor… Read more »
Incidenteel kan ik mij wel vinden in uw regiesterrenwaardering (DNO Tosca bv.), mevrouw Chayes, maar voor de door mij gisteren bezochte Rusalka gold dit absoluut niet. Muziek zou ik met 5 sterren willen honoreren maar regie komt er bij mij met slechts 1 exemplaar af, voor de moeite. De kloof tussen wat je hoorde en wat je zag was schizofreen, zogezegd. De luidste ovatie oogstte de redder van de voorstelling, de bijzonder sterke Mexicaanse tenor (wiens naam voor mij noch voor mijn directe omgeving verstaanbaar was). Hij zong de rol vanuit de coulissen voor Pavel Cernoch, die zich vanwege een… Read more »
Jammer geen naam. Ja Pavel Cernoch vond ik nog wel mooi zingen maar merkte wel dat de jaartjes gaan tellen. Of door die idiote regie
Al lang heb ik het gehad met dit soort actualiseringen. Ik zal de voorstelling dan ook niet bezoeken. Mij heeft men – zowel op de middelbare school (voor zover er daar over gesproken werd) als tijdens mijn artsenopleiding geleerd, dat men over geslachtsgemeenschap tussen mensen – hoe gedegenereerd wellicht ook – pleegt te spreken als coïteren of cohabiteren en alleen bij dieren daarvoor de term copuleren gebruikt. Maar misschien is ook dat inmiddels achterhaald door de nivellerende tijdgeest..
Ter redactie van Opera Gazet spreken wij liever van “bekennen”, als in “En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde, Kaïn, en zeide: Ik heb een man van den HEERE verkregen!” Genesis 4:1
Als eerstgeborene van orthodox-hervormde ouders in een dorp van destijds om en nabij de 450 inwoners, maar wél met 3 reformatorische kerk(genootschapp)en, ben ik tot aan het moment waarop ik geneeskunde ben gaan studeren opgegroeid en opgevoed met niet-ritmisch psalmgezang (oude berijming) en de Bijbel in de Statenvertaling van 1618/19 en ben derhalve zeer wel bekend met de term “bekennen” en de betekenis daarvan. Het verbaast mij nogal, dat, als u ter redactie van Opera Gazet over geslachtsgemeenschap tussen mensen spreekt – hopelijk is dat bijzaak – dat u daarvoor “liever” van deze term gebruik maakt dan van een meer… Read more »
Niet-ritmisch psalmgezang, de Hele Noten, in de oude berijming: een feest! Ik denk dat de onbekendheid met de term “bekennen” geldt voor allen die na 1968 middelbaar (voortgezet) onderwijs hebben “genoten”. Behalve natuurlijk zij die het Ware Geloof aanhangen. Dan voor uw bijdrage.
Helemaal eens met deze recensie. Een verhaal zonder historische context kan gemakkelijker een metafoor verdragen wat betreft regie en in dit geval was die een lust voor het oog. Het hangt er inderdaad van af waar je zit om de stemmen goed te kunnen beoordelen. Wat mij een beetje lacherig maakte, was de schommel op het eind. Ik moest er steeds aan denken dat de Arbo het verboden had op de prins helemaal ten hemel te voeren.
Het is toch wel ernstig dat we ons tegenwoordig moeten afvragen of een opera een bepaalde regie c.q. verminking kan “verdragen”.
Wat fijn om deze recensie te lezen na een geweldige avond in de Stopera.
Klasse!
een hele mooie recensie, ben het voor een zeer groot deel met je eens. ik zat beneden en vond de prins goed zingen, maar ook ik ben als een blok gevallen voor de vader van Rusalka. het was heerlijk om het concertgebouworkest weer es te horen in de bak
De akoestiek kan lelijke streken uithalen, daarom vermeld ik die ook. Ik ben blij dat hij bij jou goed uit de verf kwam