Peter Grimes. John Findon is de jonge tenor die de zieke Issachah Savage verving in de titelrol. Findo stapte last minute in de rol, die hem als een handschoen past. Een zeldzaam type tenor, die tot in het pianissimo een diepe baritonale schatkelder laat horen.
Tag: Recensie 2024
Rigoletto bij DNO. A suitable case for treatment. De regie moge dan ernstig vermodderd zijn, met Erasmus zeggen wij “Etiam inter vepres rosae nascuntur.” (“Ook onder doornstruiken groeien rozen.”). En die roos was Aigul Khismatullina, de coloratuursopraan die Gilda zingt, met een o zo fraai, evenwichtig, opjubelend stemgeluid en een verbazingwekkende techniek.
Guercœur. Loy situeert de opera in een vrijwel kaal toneel met als enige rekwisieten houten stoelen waar de solisten en het koor soms op zitten; soms ook wandelen zij rond in een soort hypnose, belicht in blauwige tinten.
Il Trittico. Er wordt uitstekend gezongen. Het kleine neefje Gherardino (Dimitri Bos/Jeremy Blanvillain) zit op de grond ongestoord te gamen terwijl boven zijn hoofd de pleuris uitbreekt. Opvallend goed is wederom Sam Carl als Betto di Signa. Bekoorlijke zang en spel worden geschonken door het liefdespaar Rinuccio (Joshua Guerrero) en het verwende prinsesje Lauretta (Inna Demenkova). De appendix heeft nòg een prank.
Roberto Devereux. Elisabetta wordt in de DNO-productie gezongen door Barno Ismatullaeva’s, die haar rol met bewonderenswaardig zelfvertrouwen aanpakte: ze beweegt met gemak tussen registers, heeft een onberispelijke ademtechniek, een fraaie dictie en minzame, afgeronde hoge noten.
Die Jüdin von Toledo. Dirigent Jonathan Darlington gaf een secure, uiterst geïnspireerde en tegelijk lyrische interpretatie, het orkest van de Semper Oper bood onder zijn leiding een les in geprofileerd en overtuigend samenspel wat een prestatie is bij een wereldpremière. Last but not least: Robert Carsens intrigerende, sober en tegelijk meeslepende regie was theater van de hoogste orde zonder in clichés of goedkope effecten te vervallen.
Le Roi d’Ys. De solisten, het fraaie ca. 50 leden tellende, maar als 100 leden klinkende Hongaars Nationaal Koor en het puike Hongaars Nationaal Filharmonisch Orkest onder leiding van György Vashegyi trakteerden ons op 3 februari op een juweeltje: een weinig bekende, kleurrijk georkestreerde Frans-romantische opera die beslist de moeite waard is.
Parelvissers. Bizet werd geplaagd door een artistiek geweten, hij schaamde zich voor het charmante in zijn muziek in plaats van het grootse. Hij legde een tanende interesse voor het drama aan de dag.
Regisseur Kosky trakteerde ons op onbegrijpelijke dwaasheden die in de door DNO goedgekeurde pers en media wel van harte toegejuicht zullen worden. Het is een vrij vaak voorkomende afwijking bij boldoenerige regisseurs: barokopera’s die in het geheel niet komisch zijn, worden opgeleukt met handgrepen die zijn ontleend aan Het Theater van de Lach.