Blauwbaards Burcht. Het Philzuid onder leiding van Duncan Ward. Dat is een goed stel hoor! Allereerst was de fijnafstemming tussen solisten en orkest prima de luxe, een buitengewone prestatie wameer het orkest niet onder maar achter de solisten wordt opgesteld, conform de opera concertante waar we hier toch eigenlijk mee te maken hadden..
Tag: Recensie 2024
Salome. Vooral Jacquelyn Wagner (Salome) was soms volledig onverstaanbaar, maar dat lag niet alleen aan het orkest, maar ook aan de casting. Jacquelyn Wagner is (net als Malin Byström, laat u niets wijs maken) niet de dramatische sopraan die een ontspoorde Salome geloofwaardig over het voetlicht kan brengen.
La Fiamma. Carlo Rizzi van wie wij zijn interesse en liefde voor minder bekende werken kennen gaf een overrompelende lezing van deze enorm veeleisende partituur, af en toe iets te luid maar met ferme hand de handeling met grote spanningsbogen dan wel met uiterst detail de meer intieme scenes aan elkaar koppelend zonder een moment de spanning te laten zakken, chapeau!
Peter Grimes. John Findon is de jonge tenor die de zieke Issachah Savage verving in de titelrol. Findo stapte last minute in de rol, die hem als een handschoen past. Een zeldzaam type tenor, die tot in het pianissimo een diepe baritonale schatkelder laat horen.
Rigoletto bij DNO. A suitable case for treatment. De regie moge dan ernstig vermodderd zijn, met Erasmus zeggen wij “Etiam inter vepres rosae nascuntur.” (“Ook onder doornstruiken groeien rozen.”). En die roos was Aigul Khismatullina, de coloratuursopraan die Gilda zingt, met een o zo fraai, evenwichtig, opjubelend stemgeluid en een verbazingwekkende techniek.
Guercœur. Loy situeert de opera in een vrijwel kaal toneel met als enige rekwisieten houten stoelen waar de solisten en het koor soms op zitten; soms ook wandelen zij rond in een soort hypnose, belicht in blauwige tinten.
Il Trittico. Er wordt uitstekend gezongen. Het kleine neefje Gherardino (Dimitri Bos/Jeremy Blanvillain) zit op de grond ongestoord te gamen terwijl boven zijn hoofd de pleuris uitbreekt. Opvallend goed is wederom Sam Carl als Betto di Signa. Bekoorlijke zang en spel worden geschonken door het liefdespaar Rinuccio (Joshua Guerrero) en het verwende prinsesje Lauretta (Inna Demenkova). De appendix heeft nòg een prank.
Roberto Devereux. Elisabetta wordt in de DNO-productie gezongen door Barno Ismatullaeva’s, die haar rol met bewonderenswaardig zelfvertrouwen aanpakte: ze beweegt met gemak tussen registers, heeft een onberispelijke ademtechniek, een fraaie dictie en minzame, afgeronde hoge noten.
Die Jüdin von Toledo. Dirigent Jonathan Darlington gaf een secure, uiterst geïnspireerde en tegelijk lyrische interpretatie, het orkest van de Semper Oper bood onder zijn leiding een les in geprofileerd en overtuigend samenspel wat een prestatie is bij een wereldpremière. Last but not least: Robert Carsens intrigerende, sober en tegelijk meeslepende regie was theater van de hoogste orde zonder in clichés of goedkope effecten te vervallen.
Le Roi d’Ys. De solisten, het fraaie ca. 50 leden tellende, maar als 100 leden klinkende Hongaars Nationaal Koor en het puike Hongaars Nationaal Filharmonisch Orkest onder leiding van György Vashegyi trakteerden ons op 3 februari op een juweeltje: een weinig bekende, kleurrijk georkestreerde Frans-romantische opera die beslist de moeite waard is.