You can have any review automatically translated. Just click on the Translate button,
which you can find in the Google bar above this article.
OTELLO. Dramma in drie bedrijven van Gioachino Rossini. 1816. Libretto van Francesco Berio di Salsa, naar Shakespeares toneelstuk Othello. Eerste uitvoering in het Teatro del Fondo, Napels, op 4 december 1816.
Bijgewoonde voorstelling: 23 december, Opéra Royal de Wallonie-Liège
DIRECTION MUSICALE : MAURIZIO BENINI
OTELLO: ANTON ROSTSKIY
DESDEMONA: SALOME JICIA
RODRIGO: MAXIM MIRONOV
IAGO: GIULIO PELLIGRA
LUCIO/GONDOLIERE: PIERRE DERHET
EMILIA: JULIE BAILLY
ELMIRO: LUCA DALL’AMICO
IL DOGE: XAVIER PETITHAN
ORCHESTRE, CHOEURS OPÉRA ROYAL DE WALLONIE-LIÈGE
MISE EN SCÈNE : EMILIO SAGI
Muziek: 4****
Regie: 4****
Het bijwonen van een operavoorstelling in België is een ingewikkelde zaak geworden. Los van de verplichte coronapas, een klein ongemak, lijkt onze regering niet echt goed raad te weten met haar beleid rond culturele manifestaties. Zo werd de door ons bijgewoonde voorstelling slechts bezocht door 200 toeschouwers en dienden de volgende voorstellingen op last van de overheid afgelast te worden. Hulde aan de Opéra Royal de Wallonie dat in die omstandigheden toch verder gegaan wordt met het brengen van creatieve en artistiek hoogstaande voorstellingen.
Rossini schreef zijn Otello in 1816, een jaar na zijn aanstelling in Napels en dus ook in hetzelfde jaar dat Il barbiere di Siviglia tot stand kwam. In Napels vond Rossini een zeer hoogstaand ensemble met één particulariteit: een overdaad aan tenoren. Dat reflecteert zich in zowat al zijn opera’s uit deze periode en ook bij deze Otello worden maar liefst zes rollen, waarvan de drie belangrijkste mannenrollen, gezongen door een tenor. Het derde bedrijf, in tegenstelling tot de rest van de opera bijna volledig doorgecomponeerd, wordt gerekend tot het beste en meest vernieuwende wat Rossini componeerde. Daar staat tegenover dat het werk soms wel erg lange recitatieven bevat die de actie naar onze smaak te vaak doen stilvallen. Uiteindelijk werd de opera een groot succes tot hij uiteindelijk uit het repertoire verdrongen werd door het gelijknamige werk uit 1887 van ene Giuseppe Verdi.
Onder impuls van het in 1979 opgerichte Rossini Opera Festival in Pesaro is er sinds het einde van de jaren ’80 een vernieuwde interesse voor de ernstige werken van Rossini en het lijkt er op dat Otello hiervan het meest geprofiteerd heeft. Zo was het voor ons de zestiende keer dat we de opera in het theater zagen, verspreid over negen producties waarvan vier in België. Wie zou dat verwacht hebben toen het werk in 1988 in Pesaro opnieuw van onder het stof gehaald werd ? Andere meesterwerken zoals Bianca e Falliero, Elisabetta of Armida wachten nog op de erkenning die ze verdienen.
Zoals we dat gewend zijn werd Otello ons in Luik aangeboden in een traditionele, gestileerde en verhaalgetrouwe enscenering, dit keer van Emilio Sagi. Geen identiteitscrisissen, Kalasjnikovs of hangende autowrakken bij deze regisseur die met zijn eerder statische regie de zangers de kans biedt om het publiek het beste van hun kunnen te bieden zonder daarbij de meest onhandige posities te moeten innemen. Het ganse verhaal speelt zich af in een prachtig eenheidsdecor van Daniel Bianco dat een paleis aan het begin van de 20e eeuw uitbeeldt. Enige interpretatieve vrijheid die Sagi zich veroorlooft, is dat uit de handelingen van Rodrigo in het slot geïnsinueerd wordt dat hij en niet Jago achter de plot zat om Otello ten gronde te richten.
De grote moeilijkheid om deze opera op te voeren is het vinden van de benodigde tenoren die niet alleen wat betreft timbre voldoende van elkaar moeten verschillen maar ook nog eens aan de niet geringe vocale eisen rond techniek en tessituur moeten voldoen. In Luik had men enkele specialisten verzameld maar helaas sloeg tijdens de première het noodlot toe: de vertolker van de titelrol, Sergei Romanovsky, viel ziek en diende vervangen te worden.
Waarschijnlijk was dit niet geheel onverwacht want met zijn landgenoot Anton Rositskiy stond meteen een vervanger klaar. Ook de verdere voorstellingen werden door Rositskiy gezongen. We willen de man niet te streng beoordelen en nemen zijn prestatie niet mee in ons oordeel over de voorstelling maar laat het volstaan dat hij niet over het baritonale timbre beschikt dat de titularissen van de rol, we denken dan aan Chris Merritt of Enea Scala maar ook Sergei Romanovsky, zo uniek maakte.
Hoogtepunten
Met een derde Russische tenor, Maxim Mironov, had de Luikse opera een zanger geëngageerd die de rol van Rodrigo, bij Rossini een hoofdrol, op het lijf geschreven is. Niet enkel zijn zang met coloraturen, roulades en topnoten, maar ook zijn vertolking van het personage waren ongetwijfeld de hoogtepunten van de voorstelling. Wel klonk zijn stem in de hogere regionen iets minder vrij dan we van hem gewend zijn. De Georgische sopraan Salome Jicia moet niet veel voor hem onderdoen. Haar interpretatie van het bekende Wilgenlied in het laatste bedrijf is schitterend. Passend bij haar eerder dramatisch getinte stem speelt ze een Desdemona die haar lot niet gelaten ondergaat.
Met Giulio Pelligra, nóg een tenor, had de Luikse opera de ideale vertolker gevonden voor de rol van Jago met een donkere stem die bij ons de vraag opriep of hij misschien een vervanger had kunnen zijn voor Romanovsky. De Italiaanse bas Luca Dall’Amico klonk dan weer eerder vermoeid in de episodische rol van Desdemona’s vader Elmiro.
Helaas moeten we toch enkele bedenkingen plaatsen bij de muzikale omlijsting. Enerzijds hoorden we toch wel enkele opvallende uitschuivers, vooral bij het koper. Anderzijds vonden we de tempi waaraan Maurizio Benini liet musiceren aan de (te) trage kant. Bovendien werden enkele korte passages geknipt. Niet veel maar net op de (voor iemand die het werk goed kent) spannendste momenten: een hoge noot hier, een herhaling van een cabaletta daar… Jammer !
Alles bij elkaar zagen we een mooie voorstelling van een opera waar we sowieso een zwak voor hebben. De productie werd trouwens opgedragen aan de betreurde dirigent Gianluigi Gelmetti die normaal gesproken de voorstellingen zou leiden maar helaas op 11 augustus overleed.
We hopen alleszins dat onze overheid tot bezinning komt en de volgende productie van de ORW, een tweeluik met “Mese Mariano” en “Suor Angelica”, opnieuw voor volle zalen gespeeld kan worden. De sector en het publiek verdienen het !
Heerlijk om te lezen, voor een opera liefhebber. Tip: aanvulling stem soort, achter de naam van de solist. 🎼🌷🌷🌷🌷🎼
Hier vindt u van veel opera’s de rolverdeling + stemsoort:
https://www.naxos.com/education/opera_synopses.asp?char=T#
Een van de opera’s waar mijn vroegere leraar Rodolfo Celletti erg op gesteld was. Ik moest dan ook regelmatig de scene van Desdemona voor hem zingen. Een ander aspect in uw bespreking, dat mij eveneens herinnert aan Celletti, is de motorische stilte van de zanger bij het vertolken van een aria, die aldus Celletti voorwaarde was om de klank en de noten het best tot hun recht te laten komen. Moge de muziek als overwinnaar uit de geëngageerde woke-oorlog komen!