You can have any review automatically translated. Just click on the Translate button,
which you can find in the Google bar above this article.
DER MEISTER UND MARGARITA von York Höller. Musiktheater in zwei Akten. Libretto vom Komponisten nach dem gleichnamigen Roman von Michail Bulgakow. Musik von York Höller (* 1944). MUSIKALISCHE LEITUNG André de Ridder / INSZENIERUNG Valentin Schwarz / BÜHNE Andrea Cozzi / KOSTÜME Andy Besuch / LICHT Andreas Grüter / DRAMATURGIE Georg Kehren
Der Meister/Jeschua: Nikolay Borchev; Margarita: Adriana Bastidas-Gamboa; Voland, Der “Schwarze Magier”: Bjarni Thor Kristinsson; Korowjew, Sein Gehilfe: Matthias Hoffmann; Asasello: John Heuzenroeder; Behemoth, Der Kater: Dalia Schaechter; Gella, Die Hexe: Statisterie Der Oper Köln; Pontius Pilatus / Dr. Strawinsky, Arzt: Oliver Zwarg; Levi Matthäus / Besdomny, Lyriker: Martin Koch; Berlioz, Chefredakteur / Archibald Archibaldowitsch; Restaurantbesitzer: Lucas Singer; Stjopa, Varietédirektor: Ján Rusko / Dustin Drosdziok; Frau Stjopa / Sofja Pawlowna: Judith Thielsen; Conférencier: Oscar Musinowski; Nastassja, Schriftstellerin: Mine Yücel; Paprichin, Schriftsteller: Artjom Korotkov; Dubratsky, Schriftsteller: Michael Terada; Deninskin, Schriftsteller: David Howes; Abakow, Schriftsteller: Julian Schulzki; Beskudnikow, Schriftsteller: Sung Jun Cho; Sagriwow, Schriftsteller: Guido Sterzl; Orchester: Gürzenich-Orchester Köln
Muziek: 3***
Regie: 3***
Reacties zijn welkom, bij voorkeur onder dit artikel en niet op Facebook, waarvan de meeste recensenten geen lid zijn.
Voor veel Russen is “De meester en Margarita” het beste Russische boek dat ooit geschreven werd. Ontstaan in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw is het bedoeld als kritiek op het Stalin-regime. Uiteraard werd het oorspronkelijk slechts onder zwaar gecensureerde vorm in episodes gepubliceerd tijdens de jaren zestig. Een kritische editie verscheen pas na het vallen van het ijzeren gordijn. Een Russische kennis vertelde hoe ze in de jaren ’80 een exemplaar had gekregen van joodse dissidenten en dat slechts in het geniep onder haar dekens durfde lezen. Zoals wel vaker was de populariteit van het boek dus voor een groot deel gebaseerd op zijn verboden karakter. De verboden vrucht verleidt.
Bulgakovs werk bestaat eigenlijk uit twee verhalen die kriskras door elkaar lopen. Aan de ene kant is er het verhaal van Satan die een bezoek brengt aan Moskou om daar zijn lentebal te houden. Aan de andere kant is er een verhaal rond Christus en Pontius Pilatus dat nogal sterk afwijkt van de bijbel. Deze structuur maakt het boek alleszins niet gemakkelijk om te zetten naar een opera en ook componist York Höller, die ook zelf zijn libretto schreef, slaagt hier niet echt in. De verhalen lopen wat onhandig in elkaar over waardoor een en ander soms moeilijk te volgen is. Dat we bovendien van op onze plaats de boventiteling niet konden zien hielp daar zeker niet bij.
Opera is muziektheater maar muziektheater is niet noodzakelijk opera. Dat was het gevoel dat we overhielden aan het spektakel dat regisseur Valentin Schwartz bij de Keulse opera op de planken zette. Gesproken dialogen, elektronische surroundgeluiden, interventie van een jazzorkest en een stuk variété, dat alles aangevuld met indrukwekkende toneeleffecten, zorgden alleszins voor een indrukwekkende show. Maar als operaliefhebber voelden we ons wat onwennig bij al deze actie en het schier eindeloos debiteren van teksten onder de begeleiding van muziek. De enscenering, hoewel op zich boeiend, stond bovendien wel erg ver van het boek. De foto’s bij dit artikel spreken op dat punt boekdelen.
Ook muzikaal wist de Keulse productie ons wat minder te bekoren. Niet dat het aan de uitvoerders lag, vooral de vanzelfsprekende virtuositeit waarmee het Gürzenich-Orchester Köln onder leiding van André De Ridder de moeilijke partituur vertolkte, was subliem. Maar het soort muziek, vaak atonaal, ritmisch maar nooit melodisch, spreekt ons niet aan. Ook de manier waarop de zangers tot op de rand van hun limieten (en soms ver daar voorbij) gedreven worden doet ons als liefhebber van de menselijke stem, wee. Vooral tenor Martin Koch vocht voortdurend met de onmogelijke tessituur van zijn rol. We hoorden daarentegen indrukwekkende prestaties van bariton Nikolay Borchev (Der Meister/Jeschua) en de IJslandse bas Bjarni Thor Kristinsson (Voland). Ook de Colombiaanse mezzosopraan Adriana Bastidas-Gamboa (Margarita) wist te overtuigen.
Het is moeilijk om als recensent een objectief oordeel te vellen over iets waar je in wezen niet van houdt. Dat laatste zegt immers niks over de kwaliteit van de bijgewoonde voorstelling. Tegelijkertijd is het ook onmogelijk om volledig abstractie te maken van dit gegeven. In die zin moeten we besluiten dat we een spectaculaire enscenering zagen in een muzikaal verzorgde uitvoering die we echter niemand zouden aanbevelen.
Hugo Delava