DE VEERTIENDE OPERA

DE VEERTIENDE OPERA

 

Aida – Turandot – Manon Lescaut – Romeo Et Juliette – Carmen – Andrea Chénier – Cavalleria Rusticana – Pagliacci – Werther – Il trovatore – Tosca – Madama Butterfly – La Bohème

Andrea Bocelli

Als u zich afvraagt wat bovenstaande lukrake en heterogene lijst van dertien werken uit het zogenaamde ‘grote repertoire’ betekent, dan volgt hier de uitleg: dit is de discografie van de complete in de studio opgenomen, gepubliceerde en momenteel in de handel verkrijgbare opnames van Andrea Bocelli.

Het is mogelijk dat sommige van onze lezers hiervan al op de hoogte waren, maar we zijn er zeker van dat velen het nieuws verbijsterend zullen vinden, helemaal als we de meest recente aanwinst toevoegen, namelijk de release afgelopen mei van de nieuwste, laten we zeggen, “inspanning” van de popzanger die zichzelf zonder plausibele reden definieert en vooral gedefinieerd wordt als een ’tenor’: niets minder dan Verdi’s Otello.

Eerlijk gezegd weten we niet welke van deze opnames op de markt goed ontvangen zijn. Uit ervaring denken we met enige zekerheid te weten dat Bocelli-fans en operaliefhebbers (en -kenners) tot twee verschillende, en slechts zelden overlappende groepen muziekliefhebbers behoren.

Hoewel Bocelli’s partners in deze opnames in veel gevallen vooraanstaande zangers en zelfs dirigenten zijn, menen wij wel zeker te weten dat geen enkele echte operaliefhebber of -kenner er ooit aan zou denken om een opera aan te schaffen waarin Bocelli de titelrol speelt, laat staan ernaar te luisteren.

Operaliefhebbers weten heel goed dat het een verspilling van geld en tijd zou zijn… behalve misschien om een dubieuze nieuwsgierigheid te bevredigen. Geen enkele operakenner zou Andrea Bocelli ooit een ’tenor’ noemen (behalve, technisch gezien, om het bereik aan te duiden waarbinnen zijn stem zich beweegt, in tegenstelling tot die van de bariton en de bas), ongeacht zijn eigen beweringen en die van zijn marketingafdeling.

Als we daarom besloten hebben om een paar regels commentaar te schrijven over het nieuwste wapenfeit van de zanger, dan is dat zeker niet om operaliefhebbers de aanschaf van Boticelli’s Otello te ontraden. Om de kat in de zak nadrukkelijk te horen miauwen, heeft men Opera Gazt niet nodig.

Degenen die enig verstand hebben van opera, weten ook dat Otello een rol is die echte tenoren met een groot gevoel van verantwoordelijkheid en zelfs eerbied benaderen. Het is een rol die op vele niveaus zo veeleisend wordt geacht dat grote tenoren uit het verleden – vaak na lang aarzelen – hebben afgezien van het scenisch uitvoeren of opnemen van Otello. Wellicht heeft Caruso’s vroegtijdige dood hem belet de stap te wagen,  maar Otello werd ook gevreesd door Beniamino Gigli, Franco Corelli en Carlo Bergonzi, die de rol slechts één keer zong, aan het einde van zijn carrière, zonder hem af te maken of te hervatten.

Het gaat ons hier niet om dit ene geval Boticelli-Otello. Maar het wakkert wel onze zorg aan over het uiteindelijke lot van de opera.

Keer op keer, zeer frequent in deze kolommen maar ook in andere media, is de vrees geuit dat zgn. “moderne”, opera verminkende  ensceneringen, niet zelden met de nooit onderbouwde rechtvaardiging dat ze zo “toegankelijker” of “dichter” bij het publiek van vandaag (de Mensen van Nu) worden gebracht, uiteindelijk geen ander effect hebben dan het weglopen van een meer deskundig, meer ervaren en meer ingevoerd publiek.

Het zogenaamde “regietheater” vervreemdt in hoog tempo de kennis van het publiek over opera’s zoals ze oorspronkelijk geconcipieerd zijn door componist en librettist (en niet door een of andere regisseur). De inhoud van het libretto wordt  probleeemloos veranderd er worden geheel andere verhalen verteld, er worden betekenissen gesuggereerd die gebaseerd zijn op drijfzand en vaak diametraal tegenover de inhoud en de geest van het oorspronkelijk werk staan. Respect voor het autonome werk ontbreekt, en dus ook voor de scheppende kunstenaars: componist en librettist.

Als we aan deze verontrustende “ontscholing” nog toevoegen dat men de kwaliteit van stemmen niet meer kan onderkennen, dat men niet meer weet wat een geweldige tenor onderscheidt van een goede pop- (of op zijn best crossover-) zanger, als we het jonge publiek in de waan laten dat  Bocelli of Il Volo (luister HIER, op eigen risico) opera maken, dan is opera gedoemd om nog sneller uit te sterven dan we al vreesden.

Het is de verkeerde weg, die – hoezeer het ons ook spijt om het te zeggen – begon met de ‘Three Tenors‘ concerten, waarbij weer eens het nooit bewezen adagium in stelling werd gebracht dat op deze wijze  het publiek “dichter bij de opera gebracht” zou worden. Het publiek iets bijbrengen over opera: blijkbaar niet nodig. Beter: het  niveau van opera omlaag (“naar de mensen toe”) brengen, en het te reduceren tot een populair en dubbelzinnig “Vincero“.

En nu hebben we dan Bocelli’s Otello. De bodem is nabij, maar helaas kunnen we niet uitsluiten dat er nog verder gegraven gaat worden. Een mooi diep graf voor de kunstvorm “opera”.

Marina Boagno

Do you have a comment? You can post it in the space below. Facebook comments are NOT read by most of our reviewers.
5 2 votes
Article Rating
Marina Boagno

REVIEWER

Marina Boagno acted for many years as an amateur talent scout, organizing concerts, and creating and directing events. Author of "Franco Corelli – Un uomo, una voce" (1990) and a biography of Ettore Bastianini’s, “Una Voce di Bronzo e di Velluto” (2003).

No Older Articles
No Newer Articles
Subscribe
Notify of
guest

0 Comments
Newest
Oldest Most Voted
Inline Feedbacks
View all comments