Händel, Gluck, Strauss. Lyrische ontmoetingen met de Atriden, de nakomelingen van koning Atreus van Mycene
De mythologische verhalen over de Atriden staan bol van moord, haat, wraak, oorlog en wreedheden. De Griekse Tragedie en later de opera hebben er rijkelijk uit geput, er zijn talloze werken waarvan de auteurs de tragische helden verheerlijken, terwijl ze afschuw ten toon spreiden voor hun misdaden; denk aan Agamemnon, Klytemnestra, Iphigenia, Elektra en Orestes, om enkele bekende protagonisten te noemen.
Wij hebben in drie dagen tijd, van 1 t/m 3 juli, drie van de meest prestigieuze uitvoeringen gehoord en/of gezien: Oreste van Händel (1734), Iphigénie en Tauride van Gluck (1779), Elektra van Strauss (1909); van de laatste opera vond in het Capitole de Toulouse een uitzonderlijke productie plaats. Opera Gazet publiceerde onlangs een recensie van de concertante Oreste, naar een uitzonderlijk niveau getild door de virtuositeit van Franco Fagioli en Inga Kalna.
Voor Elektra
Regie**** 4.5 sterren
Muziek***** 5 sterren
De “potpourri”-muziek van Händel staat in dienst van de excessen van de personages, hun waanzin (Orestes), hun heldhaftigheid (Hermione) of hun pijn (Iphigenia) door ze op te sieren met de meest harmonieuze melodieën, sprankelende vocalisaties en hevige contrasten. De toeschouwer wordt bij de kladden gegrepen door de vocale tour de force en is minder vervuld met afschuw of medelijden over het narratief. Wanneer men naar Glucks opera luistert in de opname uit 1952, met de beginnende bariton Robert Massard en met zoveel elegantie gedirigeerd door Carlo Maria Giulini, krijgen we van de helden een heel ander beeld. In de strijd tussen de Franse opera, “het ware dramatische muziekgenre”, en de Italiaanse opera, vertegenwoordigt Glucks meesterwerk een beslissend moment in de controverse tussen Gluckisten en Piccinisten.
Gluck heeft de virtuositeit uitgebannen ten gunste van nobele eenvoud van gevoel, strakke dramatische spanning en gebeurtenissen waarin de held centraal staat. Vergelijk eens de aria van in Händels Orestes “Agitato da fiere tempeste” met Glucks “Gods who pursue me”: het contrast in esthetica is overduidelijk. Alles in het werk van de “klassieke” componist staat in dienst van de tekst, van de tragische prosodie, van de grandeur. De klassieke componist wil verleiden, de operavernieuwer wil sterke gevoelens opwekken. De een streeft naar effect, de ander naar het sublieme. Bij Strauss en Hofmannsthal is er weer een andere intentie die door de vertolkers nog verder gesublimeerd kunnen worden. Elektra heeft kortgeleden in het Capitole de Toulouse een uitvoering gekregen die een mijlpaal zal zijn in de geschiedenis van dit indrukwekkende gebouw. De cast is van exceptioneel niveau, gedomineerd door Ricarda Merbeth in de titelrol en Violeta Urmana als Clytemnestra. Als dochter van Agamemnon, achtervolgd door de herinnering aan haar vader en door de misdaad die tegen hem is begaan, is de Duitse sopraan op deze avond van 02/07/2021 een brandende fakkel, een blok intense haat, een leeuwin die wordt bespot door de Erinyen, onverzettelijk tegenover Chrysothemis, vasthoudend, gespannen, koppig in de confrontatie met haar moeder, verdwaasd van geluk tegenover Orestes, dronken in een laatste dodelijke dans. De meedogenloze stem, als dolken of als de bijl van de beul, heeft uithalen die ons angst aanjagen, maar ook tederheden die ontroeren.
Zelden heeft men in de opera een tragédienne gehoord en gezien die zich zo krachtig inzette voor deze uitputtende rol. Violeta Urmana, die bekend staat als dramatische sopraan, vertolkt Clytemnestra in scharlaken tinten aan, zoals die van haar jurk die ontworpen is door Christian Lacroix. De Litouwse mezzo verzet zich koortsachtig tegen de aanvallen van haar dochter en gaat samen met Merbeth op lyrisch eenzame hoogte de confrontatie aan. De ongehoorde luxe van de cast wordt nog ondersteund door de Oreste van Mathias Goerne, onkreukbaar, prachtig van lijn, met een donkere stem en de houding van een prins. Joanna Rusanen – een ontdekking – vertolkt een dromerige Chrysothemis, levendig, vurig, soepel en krachtig als een jong, onstuimig dier dat verliefd is op de vrijheid. Niemand valt ook maar enigszins uit de toon in deze voorbeeldige cast. Het Orchestre du Capitole wordt meesterlijk geleid door Frank Beermann, die zijn reputatie alle eer aandoet, en misschien zelfs overtreft. Er heerst een gloeiende kracht, een stroom van muziek als gesmolten lava. Een opera die wel heel ver af staat van de egocentrische dwalingen die zoveel ensceneringen vervuilen (zie Tristan 2021 in Aix). De regie is in handen van de Franse dramaturg Michel Fau, in een decor met centraal het onttakelde standbeeld van de vermoorde vader. Deze choquerende opera kent een intens verloop van hoogtepunt naar hoogtepunt. Het tragische gewicht en de mythologische diepgang zijn van een ongekend niveau.
Een doorzichtig gordijn vormt de scheiding tussen het voortoneel en het orkest achter op het toneel; wanneer het in de laatste maten wordt opgehaald, voelt de toeschouwer, geconfronteerd met deze imponerende, grandioze artistieke ruimte, de emotie die de oude verhalen van de Atriden in hun angstaanjagende kracht oproepen.