MEDEA
Melodramma tragico in drie akten van Giovanni Pacini. Libretto van Benedetto Castiglia. Eerste uitvoering in Duitsland. Italiaans met Duitse boventitels. Bezochte voorstelling, Hildesheim, 9 oktober.
Cast première: Zachary Wilson (Creonte), Uwe Tobias Hieronimi (Calcante), Robyn Allegra Parton (Medea), Yohan Kim (Giasone), Neele Kramer (Crëusa/Cassandra), Julian Rohde (Lisimaco), Xin Pan (Licisca), Orchester Theater für Niedersachsen, Muzikale leiding: Florian Ziemen, Regie: Beka Savić.
Muziek: 4*
Regie: 3,5*
You can have any review automatically translated. Just click on the Translate button,
which you can find in the Google bar above this article.
MEDEA – megarariteit
Wie heeft ooit gehoord van Giovanni Pacini ? Een vraag waar de meeste operaliefhebbers ontkennend op zullen antwoorden. Maar het kan nog moeilijker: wie zag ooit één van zijn opera’s opgevoerd ? Waarschijnlijk niemand. Nochtans is de componist niet oninteressant in die zin dat hij, samen met zijn haast even onbekende landgenoot Saverio Mercadante, mee de overgang maakte van Donizetti naar Verdi, al dient opgemerkt dat waar Mercadante mee aan de weg timmerde, Pacini eerder de evoluties in de opera volgde en er zich aan aanpaste. De bijnaam van Pacini bij zijn tijdgenoten was “Il maestro della cabaletta” en dat geeft al een beetje aan wat je kan verwachten. Hoe dan ook heeft Pacini zijn ganse loopbaan in de schaduw gestaan van eerst Rossini, Donizetti en Bellini en later Verdi, wat hem in 1835 deed besluiten om met componeren te stoppen. Op deze beslissing kwam hij later terug. Geïnteresseerden raden we trouwens aan een kijkje te nemen in de catalogus van het label Opera Rara waar een paar fraaie opnamen van enkele van Pacini’s opera’s te vinden zijn
De opera “Medea”, geschreven in 1843 en dus in het zelfde jaar als Verdi’s I Lombardi” en Donizetti’s Dom Sébastien. Vergeleken daarmee heeft Pacini toch wel wat achterstand, zijn opera lijkt nog de klankidealen van Bellini na te streven en het muziekdrama dat Verdi aan het ontwikkelen was, blijft hem vreemd. Wat blijft is een mooie partituur vol meeslepende melodieën, schitterende ensembles, spectaculaire coloraturen en, getrouw aan zijn reputatie, spetterende cabaletta’s. Dat de personages daarbij dramatisch minder uit de verf komen mag voor sommigen storend zijn, voor wie kan genieten van mooie muziek en stemmen is dergelijke opera een feest. En er is goed nieuws: Pacini schreef naar schatting 74 opera’s dus er is nog veel moois te ontdekken. Al is de kans dat die van onder het stof gehaald worden eerder klein.
De voorstelling die we in Hildesheim bijwoonden, maakte deel uit van een Medea-project dat behalve de opera van Pacini ook bestond uit de gelijknamige tragedie van Pierre Corneille en de wereldpremière van een nieuw dansstuk rond het zelfde thema. Er werd gekozen voor een decor dat voor de drie voorstellingen kon dienen en in essentie enkel bestond uit een verhoogd platform achteraan het toneel. Kostuums waren overwegend tijdloos maar er waren zeker verwijzingen naar de Griekse tragedie, zoals maskers of de kostuums van de koorleden.
Al bij al een sobere enscenering die misschien wat tekort kwam aan personenregie maar zeker voldeed, behalve één detail: bij de cabaletta’s werden de zangers systematisch naar het achterplan verplaatst en dat vermindert toch wel het effect.
De titelrol in Pacini’s Medea is aartsmoeilijk met octaafsprongen, halsbrekende coloraturen en hoge noten. In Hildesheim werd de rol vertolkt door de jonge Britse sopraan Robyn Allegra Parton. We hielden ons hart vast toen ze herhaaldelijke intonatieproblemen vertoonden bij haar openingsaria “Per te, crudel! le tenebre”, maar vermoedelijk was dit te wijten aan een onvoldoende opwarming van de stem want vanaf dan ging het met de zang van Parton crescendo en trotseerde ze de valkuilen van de partituur met aplomb. We stellen ons wel de vraag of het verstandig is dergelijke zware rol aan een jonge zangeres toe te vertrouwen, laten we hopen dat deze inspanning haar stem niet aantast.
Hoog tempo
Partons collega’s verbleekten hierbij een beetje, niet alleen door haar vocale prachtprestatie maar ook omdat Pacini blijkbaar weinig moeite gedaan heeft om hun rol interessant te maken. Nochtans heeft de Koreaanse tenor Yohan Kiml een warme, aantrekkelijke stem in de rol van Jason. We zouden hem graag een keer opnieuw horen in een werk dat zijn kwaliteiten wat beter belicht. Bariton Zachary Wilson was een vocaal overtuigende Creonte terwijl we iets minder onder de indruk waren van de diepe bastonen van Uwe Tobias Hieronimi als Calcante.
Onder de bezielende leiding van haar chef-dirigent Florian Ziemen speelde het orkest van het Theater für Niedersachsen op hoog niveau. Ziemen stuwde de muziek aan een vrij hoog tempo voort waardoor de voorstelling op geen enkel moment stil viel of saai werd – al is dat natuurlijk ook mee de verdienste van Giovanni Pacini. We misten aan de andere kant een beetje de volle klank van een voltallig koor, door coronamaatregelen bestond dit enkel uit vier dames en zes heren.
Alle samen een prachtige voorstelling van een werk dat zeker het horen en zien waard is. Hopelijk kan het TfN met dit succes wat andere theaterdirecteuren aanzetten om wat avontuurlijker te zijn in hun programmering.
Misschien veschijnt Pacini nog eens in de VARA Matinee.
hmm die hard opera fans (toch die van het ottocento repertoire) kennen Pacini uiteraard wel, dankzij de mooie edities van OperaRara
Vandaar dat onze recensent schreef: “Wie heeft ooit gehoord van Giovanni Pacini ? Een vraag waar de meeste operaliefhebbers ontkennend op zullen antwoorden. Maar het kan nog moeilijker: wie zag ooit één van zijn opera’s opgevoerd ? Waarschijnlijk niemand.” Zoek op: “de meeste”, “waarschijnlijk”.