Jenůfa
JENŮFA van Leoš Janáček (1854-1928). Opera in drie bedrijven. Libretto van de componist naar Gabriela Preissovà. Voor het eerst opgevoerd op 21 januari 1904 in het Nationaal Theater in Brno. Gezien: 20 april, Théâtre du Capitole Toulouse.
Florian Krumpöck – Direction musicale ; Nicolas Joel – Mise en scène ; Christian Carsten – Reprise de la mise en scène ; Ezio Frigerio – Décors ; Franca Squarciapino – Costumes ; Vinicio Cheli – Lumières ; Catherine Hunold – Kostelnička Buryjovka (La Sacristine); Marie-Adeline Henry – Jenůfa; Marius Brenciu – Laca Klemeň; Mario Rojas – Števa Buryja; Cécile Galois – Grand-Mère Buryjovka ; Jérôme Boutillier – Le Contremaître / Le Maire ; Mireille Delunsch – La Femme du Maire ; Victoire Bunel – Karolka ; Svetlana Lifar – Une Bergère ; Éléonore Pancrazi – Barena ; Sara Gouzy – Jano ; Orchestre national du Capitole ; Chœur du Capitole ; Gabriel Bourgoin – Chef du Choeur
Grandioze Jenůfa in Toulouse. Een vrouwenopera door twee fantastische zangeressen.
Muziek : 5*
Regie : 5*
You can have any review automatically translated. Just click on the Translate button,
which you can find in the Google bar above this article.
Wanneer een enscenering past bij een ijzersterk libretto en weelderige muziek, wanneer de vertolking een sublieme uitvoering is van de partituur, wanneer de dramatische spanning van de voorstelling twee grote stemmen in dienst stelt van uitzonderlijke personages, is er dan een sterkere vorm van theater denkbaar dan opera? De reeks uitvoeringen van Janaceks Jenůfa in het Capitole de Toulouse geeft ons aanleiding om deze vraag met een volmondig NEEN te beantwoorden.
Het verhaal in het libretto komt indirect van de Boheemse Gabriela Preissova (1862-1946) Haar toneelstuk Jeji Pastorkyna (1890), de bron van Jenůfa, dat in 1904 onder de oorspronkelijke titel in première ging, was gebaseerd op twee gebeurtenissen. Deze titel, die kan worden vertaald als “Haar stiefdochter” of beter nog als “Niet haar echte dochter”, vestigt de aandacht op het essentiële personage van het drama, de kosteres, de pleegmoeder van Jenufa, die de dochter is van de echtgenoot van de kosteres. Welke visie op de vrouw, op haar dienstbaarheid, lijden en grootheid zou aan de basis van het toneelstuk van Gabriela Preissova hebben kunnen liggen om Janáček te inspireren tot het schilderen van de twee onvergelijkbare heldinnen? De kosteres, gefrustreerd omdat ze geen moeder is, houdt van Jenůfa met heel haar hart. Jenůfa is verliefd op Steva, de eigenaar van de familiemolen, een verdorven, dronken en losbandig jongmens, van wie zij ook nog zwanger is. Jenůfa, verminkt door een steekwond van Laca, de halfbroer van Steva, die hij haar toebracht omdat hij verliefd op haar is en haar zo onaantrekkelijk voor Steva wil maken, werpt de vrucht van haar schoot (“het is een jongen!”) in een geheim kamertje, waarvan alleen de kosteres het bestaan kent. Maar nu de zaken zo liggen, bedanken achtereenvolgens Steva en Laca feestelijk voor de eer om met Jenufa in het huwelijksbootje te stappen. De kosteres kiest voor een praktische oplossing: zij drogeert het jochie en dompelt hem onder in het water onder het bevroren meer. Enkele maanden later staat Jenůfa toch op het punt met Laca te trouwen, maar de ontdekking van het dode kind dwingt de moordenares haar misdaad publiekelijk te bekennen. Jenůfa vergeeft haar: zand erover! Niets staat een prettig leven met Laca nog in de weg.
Janáček slaagt er met zijn muziek in, met de accenten die hij legt, de niet-geringe taak het personage van de kosteres tot in detail uit te tekenen en van haar een menselijke, tragische en onvergetelijke figuur te maken. Eerst een streng iemand die gezag inboezemt en die door iedereen wordt gevreesd. Iemand die vroom is wel zó “vroom” dat zij de vrucht der zonden naar het hiernamaals helpt. Iemand die Jenůfa beschermt maar haar in slaap wiegt en tegen haar liegt om haar afschuwelijke misdaad te volbrengen. Iemand die wordt gekweld door wroeging, die een eeuwig litteken zal meedragen. Een persoonlijkheid die wij met enig understatement “fascinerend” zouden kunnen noemen. Janáček tekent haar in een ruwe, felle, nerveuze muziekstijl, met een formidabel lastige vocale moeilijkheidsgraad. Alleen een eersteklas zangeres, een echte tragédienne, kan een lezing bieden die deze complexiteit ten volle belicht. De Franse sopraan Catherine Hunold, een volleerd Wagner-zangeres, met een felle stem en hoge uithalen, verving de aanvankelijk geplande Angela Denoke, die zich de rol in enkele weken op indrukwekkende wijze eigen had gemaakt (in het Tsjechisch!). Catherine Hunold is vanaf haar eerste optreden, waarbij zij haar minachting voor Steva kenbaar maakt tot aan haar complete ontreddering. via een hallucinante tweede akte, trouw aan de energieke personages die zij zo graag speelt, zonder te haperen, zonder dat de krachtige stem ook maar enigszins ontspoort: heftig, nobel ondanks de afschuw, droefgeestig en soeverein.
Zowel sober als vurig
De rol van Jenůfa is in handen van Marie Adeline Henry, die ook met kracht de route weet te schetsen van een getroebleerd leven, verminkt door religieuze en sociale normen, de vijandigheid en het geweld van mannen, verankerde familiepatronen, m.a.w. het lot van de vrouw in historische traditionele samenlevingen. Haar Jenůfa treedt dit tegemoet met een heldere, indrukwekkende stem en een briljant timbre; als actrice zet zij een uitvoering op het toneel die zowel sober als vurig is. Het lijdt geen twijfel dat haar reeds rijke en gevarieerde carrière zich nog verder zal uitbreiden met prachtige rollen. Wanneer twee zangeressen in zulke rollen en met zulke muziek op het toneel staan, weten we waarom de opera onvergelijkbare emoties bij het publiek opbrengt. De rest van de homogene cast, het altijd toegewijde koor, het Orchestre national du Capitole met zijn duizendkleurig palet stonden onder de bezielende leiding van de Oostenrijkse dirigent Florian Krumpöck, tevens een fantastische pianist en als musicus even gevoelig voor de subtiele melodieën van de partituur als voor de rauwe kracht ervan.
Muzikaal hoogstaande uitvoering
De regie van Nicolas Joël, die in 2020 overleed en aan wie het Capitole zoveel schitterende voorstellingen te danken heeft, is voortreffelijk. Het molenrad is verre van pittoresk, maar roept in zijn oneindige rotatie de onverbiddelijkheden van de tijd en het lot op. Het rotsdecor van de tweede akte verspert de horizon en maakt elke uitweg onmogelijk; de kolossale opgehangen steen dreigt met al zijn gewicht de mensen, te verpletteren. “Ik voel een steen in mijn borst”, zeggen Jenůfa en Laca elkaar echoënd na. Deze nachtmerrie, aldus dramaturgisch uitgewerkt door Nicolas Joël, laat de toeschouwer de pijn fysiek voelen, want hij verlaat de voorstelling onthutst, geschokt en overdonderd door de energie van een muzikaal hoogstaande uitvoering van hoog maar tegelijkertijd diepgaand menselijk niveau.
Jean Jordy
27/04/2022