Brieven in de opera. Deel 3. (Klik HIER voor deel 2.)
You can have any review automatically translated. Click the Google Translate button (“Vertalen”), which can be found at the top right of the page. In the Contact Page, the button is in the right column. Select your language at the upper left.
De brieven die we schrijven (vervolg)
We blijven in de wereld van licht klassiek met de erfgenaam van Offenbach: Reynaldo Hahn (1874-1947). Deze componist verdient veel meer aandacht dan hem wordt gegeven. Zijn komische opera La Carmélite zal binnenkort in Frankrijk nieuw leven ingeblazen worden, zowel met een live uitvoering als op cd. De korte opera’s L’île du Rêve en Ô mon bel inconnu, waarvan de titel doet denken aan de brief uit La Périchole, zijn zojuist op cd verschenen. Kortom, Hahn is niet alleen de componist van de bekendere operette Ciboulette, waarin ook sprake is van een brief: “Mijn liefste, sta mij toe, / Terwijl ik nog adem / U door deze brief / Mijn dood aan te kondigen”. Een en al treurnis, nietwaar?
Maar een eerdere regel heeft het drama in een onschuldiger daglicht gesteld. Verlaten door Ciboulettte wil de jonge held zelfmoord plegen, het moet de volgende dag gebeuren, wanneer hij wakker wordt, rond… de middag! Hij vertrouwt zijn testament toe aan de wijze Monsieur Duparquet (hij is de Rodolpho van La Bohème!) die hem deze aangrijpende afscheidsbrief dicteert… terwijl hij hardop de spelfouten corrigeert: “Het is Sta mij toe en niet Sta mijn toe!”
Reynaldo Hahn (1874-1947). Ciboulette. “Mon amour, daigne me permettre, /pendant que je respire encore / De t’annoncer par cette lettre/ Ma mort »
“Okay, haal die -n er maar af”. Serge Gainsbourg zal zich deze scène wellicht herinneren in zijn chanson “En relisant ta lettre”. Hahns muziek veinst empathie, terwijl de vertolking, de echo van dit schurende duet en de grammaticale correcties de dramatische toon ironisch verlichten, waardoor een mooi afstandelijk effect ontstaat. Ook in de door Hahn gecomponeerde muzikale komedie Mozart komt een amusante brief voor, gebaseerd op een tekst van Sacha Guitry: “Depuis ton départ mon amour”. Yvonne Printemps is een ideale vertolkster, luister HIER. Een dergelijke brief komt ook voor in de aria “Adieu je pars, c’est mon devoir, puisque ce soir on vous marie” (luister HIER) uit de operette Véronique van André Messager.
Drie voorbeelden van lichte Franse muziek waarin humor en elegantie de dramatiek van de situatie verzachten.
De brieven die we ontvangen
In La vie parisienne van Offenbach zingen de reizigers die in Parijs aankomen “A Paris nous arrivons en masse“. Onder hen bevindt zich een steenrijke Braziliaanse miljardair die fors met geld strooit. De reizigers komen om te proeven van de geneugten van de Franse hoofdstad, geneugten die niet per se van culturele aard hoeven te zijn.
Baron Van Gondremarck heeft zijn vrouw meegenomen, ze droomt van musea, winkels en theater. Het programma van haar man is alleszins prozaïscher: « Je veux, dans ces trois mois, / je veux m’en fourrer jusque-là, / portez la lettre à Métella, / je veux m’ en fourrer jusque-là! » Met andere woorden, de Baron wil eens uitgebreid van het leven genieten en laat een brief (met zijn wensen?) bij de démi-mondaine Métella bezorgen. (Voor Spanga-bezoekers: een démi-modaine is een hoer). Deze aria is de voorbode van drie maanden lang de bloemetjes buiten zetten. Een schril contrast met het oppassende leven dat hij voordien leidde. Het is duidelijk: wat deze excentrieke aristocraat verlangt, is te vinden bij de “cocottes” (voor Spanga-bezoekers: hoeren), een term die tijdens het Tweede Keizerrijk werd gebruikt, en bij de “théâtreuses” (voor Spanga-bezoekers: hoeren). « Moi, je voudrais voir les théâtres, pas ceux où l’on s’embête, mais ceux où des actrices folâtres offrent aux regards mille attraits » : “Ik zou graag de theaters bezoeken, niet de theaters waar de mensen zich vervelen, maar de theaters waar uitbundige actrices een lust voor het oog zijn”. De Braziliaan maakt van zijn begerige hart al helemaal geen moordkuil: “Wat ik van Parijs wil, dat zijn jullie vrouwen, niet de deftige, maar die andere… Duidelijk?”
J. Offenbach. La Vie Parisienne. “Je vais m’en fourrer jusque là.”
Een van de vrienden van de Baron geeft hem de “aanbevelingsbrief” voor Métella, die het in eufemistische bewoordingen gestelde epistel voorleest: “Baron Van Gondremark vertrekt morgenochtend, hij wil naar de oevers van de Seine om daar een beetje plezier te maken. Zojuist vroeg hij me nog: waar moet ik heen om plezier te maken. Ik glimlachte en antwoordde: breng een bezoekje aan Métella!” (“De Gondremark, s’en va demain matin.”)
J. Offenbach. La Vie Parisienne. “Lettre de Métella” (Suzy Delair).
Ten tijde van Napoleon III wendde men ongetwijfeld voor geschokt te zijn, maar de verboden appel lonkte en was spannend. Hoe ging Offenbach te werk met zulke verzen? Hij voert aanvankelijk een deftige, gedistingeerde sfeer op. Een groep behoorlijke zangers die tevens goede acteurs zijn, kunnen alle personages in La vie parisienne voor hun rekening nemen. Behalve één, en dat is de rol van Métella. Daar heb je een diva voor nodig. Het is niet zozeer een kwestie van tessituur of technische moeilijkheden (hoewel die er wel zijn) als wel van het inzetten van de melodische lijn, van allure. De componist geeft deze coupletten, met hun dubbele laag, een wending van elegantie en superieure klasse die een sopraan van de buitencategorie vereist. Een sopraan als Régine Crespin.
Maar waarom heet deze aria “Le rondeau de Métella”? Net als in de oude poëtische vorm van het rondeau (schema ABAAABAB), herhalen de laatste regels (in dit geval omgekeerd) de eerste. Zo wordt de naam van de afzender op een slimme manier de handtekening van dit briefje, dat dus subtieler is dan het lijkt.
Jean Jordy